Op een gegeven moment was het echt een soort hype: Bikram Yoga. Niet te verwarren met andere mengvormen als Poweryoga, Kundalini Yoga en Hatha Yoga. Het doel van de Bikramvariant is het op fysiek gebied combineren van kracht en uithoudingsvermogen, en op geestelijk gebied de opbouw van zelfvertrouwen en concentratievermogen. Altijd wordt dezelfde serie yogahoudingen afgewerkt, en het gebeuren speelt zich af in een ruimte van bijna 40 graden – dit laatste om de spieren goed los te maken. Het leek me wel prettig om een sport te doen waarbij je voor de verandering heel erg langzaam moet bewegen, en na de vele hysterisch enthousiaste verhalen van vrienden en kennissen besloot ik het ook eens te proberen. Zijn we niet allemaal op zoek naar een beetje innerlijke rust, desnoods één keer in de week op een matje in een naar gymschoenen ruikend zaaltje in het buurthuis?
Het werd een trauma dat ik nog altijd niet geheel te boven ben gekomen. De instructeur deed nog het meeste denken aan een SS-Rottenführer met yogamat, ik raakte voortdurend besproeid door de overmatig zwetende man op het matje naast me en werd daarnaast geconfronteerd met het feit dat ik te stram was om de Ardha-Matsyendrasana (Spine Twisting Pose) op de juiste wijze uit te voeren. Zelfs de Pranayama Series (Standing Deep Breathing Pose) bleek een onmogelijkheid, gezien mijn voorliefde voor Marlboro Lights. Na de tweede les, waarbij ik van pure woede en frustratie op straat in tranen uitbarstte, zwoer ik NOOIT meer naar een yogales te gaan. Aan die belofte heb ik me gehouden, maar mijn zoektocht naar innerlijke rust was nu pas begonnen.
Beeld: Sanne Rispens
Het antwoord openbaarde zich aan me toen ik een tijdelijk huis ging bewonen dat op de lijst stond voor renovatie. Om nog iets van de armoedige kamer te maken, zette ik het vol met planten. Gaandeweg breidde mijn plantenverzameling zich uit naar het op het zuiden gelegen balkon, waar de geraniums en biologische basilicum al snel welig tierden. Ik had het altijd teveel gedoe gevonden, maar nu merkte ik dat het dagelijks begieten, snoeien en verwijderen van dode blaadjes een merkwaardige bevrediging bood. Op de één of andere magische manier zorgt het ervoor dat je hoofd helemaal leeg wordt, en je met niets anders meer bezig bent dan het welzijn van de betreffende plant.
Ga dus op maandagochtend naar de biologische plantjesmarkt op het Amstelveld in Amsterdam (of natuurlijk een equivalent in je eigen woonplaats) en koop om te beginnen wat planten die makkelijk te verzorgen zijn, zoals geraniums, lavendel en kruiden zoals munt en basilicum. Zaai wat stokrozen (die komen bijna altijd uit en kunnen meters hoog worden), zet een citroengeranium in je slaapkamer (ruikt lekker en houdt muggen op afstand) en als je echt makkelijk bent koop je, lekker retro, een sanseveria en een ficus voor in je woonkamer. (Later kun je altijd nog overgaan tot het kweken van orchideeën of Engelse theerozen.)
Een paar plantjes leiden misschien niet tot Zen of Nirvana, maar het verzorgen ervan is wel ontzettend rustgevend. Bovendien hoef je er niet anderhalf uur voor in een zweterig zaaltje te zitten terwijl je wordt uitgescholden door een yoga-nazi.