Aangezien ik nu en dan een met een vreemd en/of slechtzittend kledingstuk thuiskom, omdat ik met mezelf geen raad weet en dan denk dat een aankoop me weer in de plooi zal trekken, raadde een vriendin me aan om, als ik weer eens die drang kreeg, een onderbroek te kopen.
Een mooie, dure onderbroek, want een duur onderstuk is toch nog altijd minder duur dan een goedkoop bovenstuk, redeneerde ze. Bovendien zit hij onder je kleren, zodat niemand hem ziet en een eventuele miskoop niet hoeft te escaleren tot een nieuwe depressie, waardoor je weer uitkomt bij de oorspronkelijke mindset die leidde tot de aankoop. Als u nog kunt volgen. Een onderbroek dus, want een mens voelt zich een ander mens in een dure onderbroek. Ik vatte de redenering wel.
Een paar jaar geleden gaf ik les aan een onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers: kinderen van over de hele wereld, van verschillende leeftijden, met allemaal heel verschillende achtergronden. Sommigen van hen waren op hun vijftiende nog nooit naar school geweest. Ik schreef er toen mijn allereerste stukjes over. In de school was er een lokaal waar de kinderen die het thuis niet zo breed hebben kleren konden uitkiezen – vooral warme winterkledij was in trek. Wat gek is, vertelde een collega die me inlichtte over het kledinghok, is dat die gasten nooit iets aanpassen, en zéker geen broeken. Terecht, dacht ik, ik vond het vroeger ook vreselijk me om te kleden in de gemeenschappelijke kleedkamer voor de zwem- of turnles.
Terug naar het leven van de weldoorvoede, hoogopgeleide, aan depressie onderhevige impulsshopper. Ik stond net een fijn afgewerkt jasje van Dries Van Noten aan te passen, toen ik me met een schok de tip van mijn vriendin herinnerde: de onderbroek. Ik stapte opgelucht de eerste de beste lingeriezaak binnen en zocht een mooie slip uit. Hij was knalgroen, bestond volledig uit kant en kostte niets in vergelijking met het designerstuk dat ik net nog in een vlaag van zinsverbijstering had overwogen. Maar welke maat moet je dan nemen? Met een knellende onderbroek schiet je ook niets op, en aanpassen is geen optie.
Toen ik een keer dienst had in het kledinghok op school, zag ik twee Aziatische tieners met een broek om hun nek staan. De uiteinden van de ingang van de broek hielden ze achter hun nek, de broekspijpen bungelden voor hun bovenlichaam. Een voor een probeerden ze de broeken: kwamen de uiteinden van het heupstuk nipt samen rond hun nek, belandde hij bij het stapeltje van de spulletjes die ze zouden meenemen. Lukte dat niet, of was er net veel ruimte tussen nek en broek, dan werd hij afgekeurd.
Blijkt dat de omtrek van je nek de helft van je taille is. Kom je wat bij, dan gebeurt dat zowel in de hals als rond je middel. Dat was ten minste wat deze twee Aziatische jongens beweerden. Later zag ik ook een Afrikaans meisje, een paar Afghaanse jongens en een Peruviaan hetzelfde doen.
Zo kwam het dat ik in een chique lingeriezaak een knalgroene kanten onderbroek rond mijn nek hield, het kruis als een slabbetje onder mijn kin. Thuis deed ik hem meteen aan, (hij paste perfect) om met een voldaan gevoel weer over te gaan tot de orde van de dag. Alweer een crisis afgewend.