"De moeder van Bobbel, die Pina heette, maakte tekeningen. Omdat ze te arm was om mooi wit papier te kopen, tekende ze op stevig grijs wc-papier. Hoe prachtig die tekeningen ook waren, niemand wilde ze hebben.
‘Dit is geen kunst', zeiden de mensen, ‘dit is wc-papier. Wij willen kunst op mooi handgeschept kunstpapier.’
Dan zei Pina: ‘Wc-papier heeft ook iets handgeschepts in zich.’
Maar dat hielp niet.
In de bakfiets stonden schoenendozen vol tekeningen waar niemand voor wilde betalen.
En daarom had Pina geen geld om mooi wit papier te kopen."
Uit: Het verhaal van Bobbel die in een bakfiets woonde en rijk wilde worden door Joke van Leeuwen.
Een vriend van mij doet het regelmatig, zijn hele volwassen leven lang al. Hij is waarschijnlijk simpelweg nooit gestopt. Hij leest boeken die in bibliotheken en boekhandels de labeltjes ‘9-12’ ‘10+’ en ‘12+’ krijgen.
Toen ik in groep drie zat, kon ik niet wachten om de Bizon-boekjes te lezen die op de plank voor de oudere leerlingen stonden. Boeken met labeltjes ‘9-12’, ‘10+’ en ‘12+’ waren destijds als de verboden kamers waar hun helden of heldinnen per se naar binnen wilden. De boekjes voor jongere kinderen waren maar suf. Na weken zeuren bij de juf mocht het dan toch. Daarna werd het een erekwestie om steeds de boeken te mogen lezen die voor een hogere leeftijdscategorie bedoeld waren. (Roald Dahls Matilda, het rolmodel voor boekenwurmen, deed het tenslotte ook.) Onvermijdelijk belandde ik bij de boeken voor volwassenen. Vanaf daar leek er geen weg terug. Paul Biegel, Annie M.G., Guus Kuijer, Joke van Leeuwen en Astrid Lindgren: ik sloeg ze dicht en zette ze in de kast. Ik keek er af en toe naar, maar ik haalde ze er nooit uit. Zeker tien jaar lang heb ik geleefd zonder kinderboeken.
Tot bovengenoemde vriend me voorlas uit Joke van Leeuwens Deesje. Ik ga niet beweren dat ik direct daarna enthousiast alle kinderboeken achter uit de kast en van de zolder haalde en nachten opbleef met een zaklamp om ze allemaal weer door te lezen. Er bleef toch een zekere schroom om zomaar even, alsof je weer acht bent, met Biegels Nachtverhaal in een hoekje te gaan zitten. Maar ik begon het wel weer te doen. Af en toe, bij voorkeur als de wereld bovengemiddeld chaotisch was.
Kinderboeken herlezen geeft een instant gevoel van veiligheid. Was je ooit veiliger dan toen je als kind werd voorgelezen? Het geeft ook het gevoel dat je oude vrienden terugziet. Lindgrens Karlsson (van het dak) en Annie M.G. Schmidts Pluk (van de Petteflet) ben je terecht nooit vergeten. En er is meer dan die nostalgische waarde. Pak een willekeurig kinderboek en een willekeurig boek voor volwassenen. Welke is grappiger? Welke inventiever? Goede kinderboeken laten zien hoe bizar en onbegrijpelijk alles eigenlijk is en hoe we daar chocola van proberen te maken. En dat alles zonder pretenties, in het soort eenvoudige, heldere taal waar ‘serieuze’ schrijvers als Hemingway en Carver door critici om worden aanbeden. Misschien verlangen die critici ook terug naar de boeken uit hun jeugd.
Als je het nog niet helemaal aandurft, al die wereld opschuddende geborgenheid, begin dan voorzichtig. Neem de kinderboeken die volwassenen ook ‘mogen’ lezen, en vaak young adult fiction worden genoemd: J.K. Rowlings Harry Potter, onze eigen Toon Tellegen, Mark Haddons The Curious Incident of the Dog in the Night-Time. Voor je het weet ben je aangestoken en durf je toch weer in een hoekje te kruipen met de kleine kapitein, Otje, Karlsson of Madelief.