Een tijdje terug moest ik stemmen voor een referendum. Ik zag er goed uit, vond ik zelf: lichtblauwe blouse met de twee bovenste knoopjes open, haar nonchalant achterover in scheiding, mokka flaneerschoenen van Marktplaats, een gladjanus-zonnebril, en een nette blauwgestreepte witte korte broek, met gladde riem.
Op het stembureau, een serviceplek waar de sleur toch normaal gesproken hoogtij viert, gebeurde er iets vreemds. Alle vier tegelijk keken de mensen van het stemlokaal naar me op.
‘Een hele goede morgen!’, zei er één.
Joviaal gaf de vierde van de rij mij het stemformulier, eentje wenste me grappend zelfs ‘succes met stemmen’.
In het stemhokje dacht ik: goh, wat zijn ze hier ontzettend vriendelijk. Het was werkelijk alsof ik ontvangen werd door het uitreikingscomité van Postcodeloterij Miljoenenjacht.
Het was een groot contrast met mijn gemiddelde ervaring bij servicebalies. Doorgaans lijkt de tijd er toch vooral, bij meermaalse bezoeken, te hebben stilgestaan. En niet in nostalgische zin: steeds weer speelt dezelfde emotieloze dialoog zich af bij de kassa, steeds weer dezelfde dinoplaatjes. Wel mislukken mijn pinpogingen nog geregeld. Als dat straks verholpen is, is ook de laatste handeling aan een servicebalie, het betalen, contactloos geworden.
Tot in het stemlokaal, dus.
Bij de uitgang van het stemlokaal attendeerde iemand me zo voorzichtig mogelijk ergens op.
Mijn gulp stond al de hele tijd wagenwijd open.
In een flits viel de Miljoenenjachtontvangst met terugwerkende kracht op zijn plaats. Weliswaar een pijnlijke flits, de servicemedewerkers hadden zich waarschijnlijk joviaal gedragen om voor hun opgelatenheid te compenseren. Maar tot vóór de onthulling was de openstaande gulp een vrolijk stemmende doorbraak van de sleur geweest.
Gulp open laten staan betekende dus vriendelijk personeel, concludeerde ik.
Er gingen een paar weken voorbij. Intussen had ik sinds het voorval in het stemlokaal een gulp-check-neurose ontwikkeld. Desondanks kreeg ik een maand later de kans mijn theorie te valideren.
Museum, kassameisje, onverwacht joviaal.
‘Jij wilt het museum in, denk ik? Nou, dan is het wel handig als ik even kaartje voor je regel, is het niet?!’, zei ze.
Twee zalen verder grinnikte ik nog wat na, dat is toch eens wat anders dan een zakelijk ‘Hier. Volgende graag!’.
Zes zalen later, naast een vader met dochter voor een schilderij, kwam opnieuw de schok. Ik friemelde zo onopvallend mogelijk aan mijn rits.
De theorie was bevestigd.
In principe behoorde mijn sleur aan balies nu tot het verleden. Alleen nog even mijn tot trauma’s stuwende schaamte overwinnen.
Beeld: Rich Renomeron - One open door, via Flickr