Krom over mijn bureau hangend staar ik naar het voorbijglijdende Facebook. Ik moet nog tot half zes. Daarna moet ik boodschappen doen, spullen opruimen en slapen. Naar het theater of museum ga ik vanavond niet meer en op mijn vrije dagen heb ik wel wat beters te doen (uitrusten en schuilen voor de grote buitenwereld).
Eigenlijk wil ik meer kunst zien, want kunst kan raken en tot denken aanzetten door de verhalen die het vertelt. Ik geloof niet dat daar per se een maker aan te pas moet komen. We maken met z'n allen heel wat kunst, zonder dat we het doorhebben. Mijn gedachten jagen op de zaken vooruit. Ik zit nog als een gaargestoomde perzik op mijn werk .
Het menselijk dier, in pasteltinten gedrukt, langzaam klimmend in de pikorde
Plotseling merk ik dat mijn aandacht is gevangen door het kartonnen etiketje van een fles sinaasappelsap. Hé, dat ziet er interessant uit. Het lijkt wel kunst! Het sinaasappelsap heeft een duidelijke houdbaarheidsdatum meegekregen. Wij als mensen hebben daar geen idee van en zeggen vaak dat we het niet willen weten. Maar zou zo’n concreet eindigheidsbesef het leven niet zoveel meer gewicht geven?
De tijd stopt, ik vlieg op, maak een buiksliding over de grond en neem voor het eerst in jaren de omgeving rondom me goed waar. Ik zie de tragiek van goede ideeën en de werkelijkheid waar ze landen in stekkers van in hoogte verstelbare bureaus. Ze steken niet in het contact, maar bungelen boven de grond. Ik zie de vele bureaustoelen waar niemand ooit in zit, hoor de aankondiging van slecht nieuws in de ringeling van een telefoon, welke? Die van jou, nee die van – te laat: de eeuwige terugkeer van het tekortschieten.
Gesticulerende ledematen, gekrijs en tactisch geworpen blikken – het menselijk dier, in pasteltinten gedrukt, langzaam klimmend in de pikorde. In mijn baas herken ik de dramaturgie van het dagelijks leven; de goedlachse moeder die fronsend even moet laten zien dat het menens is. Het kleine legertje loonbeunhazen dat zich gedresseerd verschanst achter onhandige apparaten, om een radertje van de maatschappelijke machinerie nog wat langer draaiend te houden tegen de achtergrond van de voortrazende technologie.
In de kantoorklerk die zijn werk in stilte verzet, die vergeet te dromen van een andere plek dan deze toegeëigende honderdentwintig vierkante centimeters, zie ik de noodzaak wakker te worden. Niet stil te blijven zitten.
Voor kunst hoef je de deur niet uit, zelfs in de tombes van bedrijven en andere instellingen is ze er. Wie kijkt die ziet.
Beeld: Marijn van der Leeuw