“Een fobie (Grieks: φοβος, phobos = angst, vrees) is een psychische aandoening waarbij iemand, om doorgaans onduidelijke redenen, een ziekelijke angst ontwikkelt voor specifieke zaken of situaties. Deze angst staat niet in verhouding tot de reële bedreiging die van de situatie of het object uitgaat en de lijder is zich hiervan goed bewust.”
Als ik het bovenstaande op Wikipedia lees, denk ik: het gaat wat ver het een fobie te noemen, maar dat mijn relatie met het koffiezetapparaat niet helemaal normaal is, staat buiten kijf. Ik heb het niet zo op koffiezetapparaten. Het huis-tuin-en-keuken-apparaat, inclusief de percolator (wat een prachtig woord!), is niet aan mij besteed. Ik weet niet hoeveel scheppen erin gaan of waar je je padje neerlegt, niet hoeveel water je erin giet of waar de knop zit. Wanneer ik word gevraagd “even koffie te zetten” terwijl iemand naar zo'n ding knikt, vind ik doorgaans een uitvlucht. “Nee, daar heb ik geen zin in” werkt vaak verbazingwekkend goed.
Wacht, ik moet even opschenken.
Hetzelfde geldt overigens voor die grote surrogaatautomaten in kastvorm. Tijdens een stage van drie maanden duurde het zeker negen weken voordat ik het aandurfde op een knopje te drukken, in de hoop dat een plastic bekertje op magische wijze zou verschijnen (wat gebeurde). Eerder had ik mezelf verdekt opgesteld en de automaat bespied, in de hoop te ontdekken of dat zo was, maar de ruggen die een voor een hun bakkie kantoortroost haalden, blokkeerden mijn zicht.
Toch, ik drink de hele dag door koffie. “Maar… Hoe dan?” hoor ik je denken.
Welnu, het zit zo: ik zet mijn koffie met de hand. Zoals mijn grootouders dat ook deden, en mijn ouders nog altijd doen. Ik ben de gelukkige eigenaar van een koffiefilterhouder en gezegend met engelengeduld. Het recept is als volgt:
Men neme een pot, een koffiefilterhouder, een passende koffiefilter, sterke koffie in snelfiltermaling (mijn brand of choice is Fair Trade Aroma: “krachtig en aromatisch”, verkrijgbaar bij Dirk van den Broek) een potje Buisman Royal (gebrande suiker “pour tout café moulu”, verkrijgbaar bij Albert Heijn) en kokend water. Doe wat koffie in de filter, voeg twee schepjes Buisman Royal toe, en strooi er weer wat koffie overheen. Druk dit aan en schenk een beetje kokend water in de filter. Herhaal dit proces totdat de filter tot de rand is gevuld met doordrenkte koffie. Reken ongeveer tien schepjes Buisman Royal per halve kilo koffie.
Wacht, ik ga even opschenken.
Nu kan het echte werk beginnen. De truc is terughoudendheid te betrachten en niet te veel kokend water per keer op te schenken, en ook tussen de schenkbeurten door je geduld te bewaren. Gedurende een periode die doorgaans wordt onderbroken door een welverdiende nachtrust, haal je zo iets meer dan een half litertje ondrinkbaar sterk koffie-extract uit een kwart kilo koffie. Het hoeft geen stroop te zijn, maar het het resulterende vocht is duidelijk te dik om met goed fatsoen 'koffie' te worden genoemd.
Dit vloeibare goud bewaar je in de koelkast. Het blijft minimaal een week goed – langer heb ik er nooit over gedaan om het op te drinken. Als het proces goed is verlopen, kun je een pinkdik laagje extract in een glas gieten, en dat tot de rand vullen met kokende melk om de perfecte koffie verkeerd te krijgen. Waag het trouwens niet mijn oma's koffie 'latte' te noemen, dan stik je binnen afzienbare tijd in een koffieboon en zal ik geen traan om je laten. Enfin, ik ga weer opschenken.