Jason Lytle schrijft zijn leven lang hetzelfde liedje. Daar is op zich niets mis mee. Om maar te spreken met iemand die het kon weten: wie zou hij anders moeten herhalen dan zichzelf? Ik ben een liefhebber van artiesten die zichzelf uitdagen door steeds weer nieuwe paden te betreden, maar niet omdat er per se iets mis is met een herhaling van hetzelfde. Het probleem is alleen dat in de herhaling nou eenmaal meestal iets verloren gaat. Het herhaalde gaat steeds fletser klinken, tot het niet meer is dan een schim van wat het ooit was.
Misschien is het goed om een onderscheid te maken tussen twee vormen van herhalen. De ene (alomtegenwoordige) vorm is de herhaling als trucje, doorgaans om te verhullen dat de artiest een lafaard is die niets te melden heeft. De andere (veel zeldzamere) vorm is de herhaling als bittere noodzaak. Het werk van de Californische songschrijver Jason Lytle (vanaf de jaren ’90 frontman van cultband Grandaddy, sinds enige jaren ook actief als soloartiest) hoort duidelijk thuis in de tweede categorie.
Lytle zong ooit op radeloze toon: ‘‘I try to sing it funny like Beck, but it’s bringing me down.’’ Beck is een artiest met tientallen gezichten, naar wie de ware Beck is kunnen we slechts gissen. Lytle zou maar al te graag een masker opzetten, maar geen enkel masker past hem. Hij zal nooit kunnen ontsnappen aan zichzelf. Zijn steeds herhalende thema is nu juist precies de onmogelijkheid om zichzelf niet te herhalen. Elke keer is zijn vermoeidheid weer volstrekt oprecht; daarom kan zijn liedje onmogelijk ooit flets worden, of een schim.
De tijd tussen het uit elkaar gaan van een band en de haast onvermijdelijke reünie lijkt tegenwoordig steeds korter te worden, maar dat Grandaddy zes jaar na hun ‘zwanenzang’ opnieuw is gaan touren vond ik toch wel opmerkelijk nieuws. Dit is een van mijn onbetwiste lievelingsbands, maar ik heb hem eigenlijk nauwelijks gemist. Dat kan ook komen omdat het solowerk van Jason Lytle zo naadloos aansluit op de sound van zijn oude band. Goed, de twee albums die hij onder zijn eigen naam uitbracht (waarvan de nieuwste, Dept. of Disappearance, de eigenlijke aanleiding was voor deze tip) klinken een stukje soberder en minder gek, maar het scheelt niet veel. De reden om weer bij elkaar te komen was op de eerste plaats financiële noodzaak, zo heeft Lytle in een interview laten weten. Inmiddels zou hij echter ook het plezier van samenspelen hebben herontdekt en heeft hij zelfs zin gekregen om een nieuwe Grandaddy-plaat te gaan maken.
Dat nieuwe Grandaddy-album zal waarschijnlijk net zo weinig verrassend klinken als Jason's nieuwe soloplaat. Voor de zoveelste keer zullen gedragen pianoklanken, valse computerbliepjes, symfonische synthesizers en nerveuze gitaren een surrealistisch landschap vormen waarbinnen Lytle’s vermoeide piepstem verhalen vertelt over alcoholische robots en andere uitzichtloze situaties van verlangen en eenzaamheid. Het mag dan altijd weer hetzelfde liedje zijn, niemand anders dan Jason Lytle zou het kunnen maken. Dit liedje is wonderlijk, troostend, beklemmend en aanstekelijk. Grappig ook vaak, zoals een woordje dat je achter elkaar uit blijft spreken. Niet alleen Lytle heeft geen ander liedje nodig, ook u zou er genoeg aan moeten hebben.