Oudjaarsavond 2011. Na het moeizaam openen van een mand oesters, wrikkend met het puntige mes terwijl ik onderhand mijn wijn probeerde te drinken, ontdekte ik dat mijn BlackBerry al een halfuur ondergedompeld lag in een plas water uit de Bretonse Atlantische Oceaan. Deze oudjaarsduik bleek het arme ding fataal: het scherm weigerde nog langer dienst, en zo hoorde ik de rest van de nacht wel dat ik per sms gelukwensen ontving, maar lezen kon ik ze niet meer.
De rust die de daaropvolgende mobielloze weken over me heen kwam was heerlijk. In het begin wilde ik nog wel eens in lichte paniek naar mijn lege zak grijpen en flitste het “WAAR IS IE” door mijn hoofd, maar het duurde niet lang of ik was er aan gewend. Als ik met iemand afsprak zorgde ik opeens altijd dat ik op tijd was (bellen dat je vijf minuten later bent was er niet meer bij), en eenmaal op die afspraak kon ik me daar volledig op focussen zonder om de haverklap op dat apparaat te moeten kijken of ik nog een bericht had over festiviteiten elders.
Na een tijdje werd het echter wat moeilijk communiceren met de buitenwereld. Toen ik ziek werd en de tandarts niet af kon bellen zonder mijn koortsachtige lijf naar het café beneden te zeulen en daar de telefoon te gebruiken, besefte ik iets dat zowel mijn moeder als mijn baas al weken aan mijn verstand probeerden te brengen: een lijn met de buitenwereld was nodig. Ik deed iets wat ik al jaren verlangde te doen: ik bestelde bij de KPN een vaste telefoonverbinding. Acht jaar nadat ik hem opzegde ontving ik een week later een pakket waarmee ik weer bereikbaar zou worden buiten email om. De rode lippen telefoon die als sierstuk stof stond te vergaren op een boekenplank werd zorgvuldig schoongemaakt, en de stekker werd ingeplugd. Na het intoetsen van een viercijferige code was hij geactiveerd. Ik had weer een huistelefoon, en ik was die dag net zo euforisch als de dag waarop Obama werd verkozen tot president van mijn vaderland.
Bellen en gebeld worden op je huistelefoon is een feest der nostalgie. Enkele zinnen die je jezelf al jaren niet hebt horen uitspreken:
“Met wie spreek ik?”
“Heb je heel even? Het water kookt en ik moet de pasta er in gooien.”
“Shit het snoer zit helemaal in de knoop, ik stik er bijna in.”
“Één seconde, ik ga even op zoek naar een pen.”
“Ik moet ophangen, ik moet nu écht naar mijn werk gaan fietsen.”
Als ik in bed lig te soezen met mijn luie reet wil de telefoon nog wel eens rinkelen, waarna ik ineens met een ruk onder de dekens vandaan moet sprinten en naakt naar de woonkamer moet hollen. Laatst stond ik met volle boodschappentassen voor de deur toen ik de telefoon over hoorde gaan. Ik liet een tas vallen, brak een dozijn eieren, en miste de oproep. Wie het was geweest, aan de andere kant, wist ik niet. Het kan ook zo zijn nadelen hebben, zo’n ding. Maar uiteindelijk is het een heerlijk nostalgisch object wat je veel plezier kan brengen. Duur? Welnee. Vanaf 1 maart kan je met (voeg telefoonmaatschappij in) onbeperkt bellen naar vast én mobiel. En de volgende stap? Een antwoordapparaat, natuurlijk.
“Ik ben momenteel niet bereikbaar, maar u kunt wél een bericht achterlaten, na de piep.”