Mijn liefde voor de Britse synthpop-band Hot Chip ontstond toen ik vier jaar geleden het nummer ‘And I Was A Boy From School’ laat in de nacht op MTV voorbij zag komen. Ja kinders, vroeger zond MTV nog weleens wat muziek uit en in de onchristelijke uurtjes ontdekte ik zeer veel schoons op dat kanaal. Het nummer trof mij direct diep, door de combinatie van een stuwende dance-beat en zang waarin alle adolescentenleed van de wereld verborgen leek te zitten. Ik hou van contrasten, vooral als ze zo vanzelfsprekend klinken. Het nummer was afkomstig van het tweede album van Hot Chip, getiteld The Warning. Ook de grote hit ‘Over & Over’ is daarop te vinden. Twee jaar geleden verscheen het album Made In The Dark, met het verslavende (oorspronkelijk voor Kylie Minogue geschreven) ‘Ready For The Floor’. En nu is er dan One Life Stand.
Het bijzondere van One Life Stand is dat de meeste liedjes op een verraderlijk luchtige, soms zelfs vlakke, toon beginnen en je dan halverwege, door de toevoeging van een tweede stem of melodieuze wending, de diepte intrekken. Dat zorgt steeds weer voor een spanning, een uitkijken naar dat moment van catharsis. Neem nu het titelnummer, waarvan u hier het clipje kunt bekijken. Bij de eerste tonen zult u wellicht denken: ‘Klinkt wel lekker’. ‘Lekker’ in de muziek betekent doorgaans: je kunt er aardig je hoofd op schudden, of met je voet bij stampen. Een verdienste op zich misschien, maar eigenlijk zo boeiend als een machine die koffie zet. Maar dan na 40 seconden (in de hier getoonde single-versie tenminste, op het album wordt de aanloop lekker nog een minuutje en dertien seconden opgerekt) vertraagt de muziek even en begint een hemelse melodie die tot het einde toe wordt uitgebouwd en het van een ‘lekker nummertje’ tot een ‘fucking killer van een song’ - vergeeft u mijn taalgebruik - maakt. Een nummer dat niet alleen dagenlang in je hoofd gevangen blijft, maar dat je ook nooit meer uit je systeem kwijt zou willen raken.
Het nummer ‘One Life Stand’ is niet helemaal representatief voor de plaat One Life Stand. Naast nog een aantal andere electro-knallers, is er namelijk ook opvallend veel ruimte voor introspectie op dit album. Soms zelfs zonder een spoortje elektronica, zoals in het merkwaardige ‘Slush’. Dat nummer begint als een soort foute gospel-powerballad, maar tegen het eind (als je denkt dat het afgelopen is) komt Talk Talk ten tijde van Spirit Of Eden opeens etherisch om de hoek kijken. En hoe geknutseld dat op papier ook moge klinken, muzikaal klopt het nummer op een bizarre manier helemaal. Maar mijn favoriete track van de plaat is toch wel ‘Alley Cats’, een popsong die terloops voorbij wandelt en dan opeens je hand vastpakt. Een hand die je niet los wil laten, want ze voelt zo zacht en in al haar nieuwigheid toch enorm vertrouwd.