Afgelopen week ging een theatertekst die ik heb geschreven in première. Ik vind dat een magisch, maar ook uiterst zenuwslopend gebeuren. Ik hoor ieder lachje en kuchje en wil iedere keer als iemand even verward voor zich uit staart mijn excuses aanbieden. Het slaat nergens op, dat weet ik. Ik sta met hart en ziel achter de dingen die ik maak. Maar waarschijnlijk word ik daar ook zo kwetsbaar van.
Gelukkig heb ik genoeg slechte tijdschriften gelezen om te weten dat kleding en make-up bij dit soort gelegenheden een harnas kunnen zijn. Ik zag er mooi uit toen ik richting het theater, het slagveld, trok: gestifte lippen, oranje semi-harige rok en met net genoeg ladder in mijn panty om me nog steeds mijn rommelige zelf te voelen.
Toen ik aankwam bij de zaal zag ik dat de vormgeefster gifgroene wenkbrauwen had. Ik maakte daar een compliment over, het stond haar namelijk echt goed, en toen zei ze: ‘Wil je ook?’ Natuurlijk wilde ik ook. Ze haalde een oogpotlood uit de kleedkamer en tekende nauwkeurig mijn wenkbrauwen in. Ik was vergeten hoe intiem het is om door iemand opgemaakt te worden, de laatste keer was op de middelbare school.
Ik bekeek mezelf in de spiegel en was erg in mijn nopjes met mijn nieuwe look. De gifgroene wenkbrauwen gaven me iets buitenaards, iets onaanraakbaars. Precies wat ik nodig had. Niet alleen voor tijdens de voorstelling, maar vooral voor achteraf in de foyer. Voor de gesprekken met mijn ouders (de standaardvraag: ‘Maken jullie je zorgen over mijn psychische gezondheid?’) en met theaterbonzen (de standaardhoop: ‘Vinden jullie me goed?’).
Mijn wenkbrauwen gaven me de superkracht van het relativeren. Iedere keer als ik mezelf even verloor in onzekerheid of het gevoel dat mijn volledige bestaansrecht afhangt van de mening van anderen, dacht ik: wat zal het ook, mijn wenkbrauwen zijn gifgroen. Het was bevrijdend om te weten dat ik dat soort dingen gewoon kan doen, en het allerfijnste was: ondanks dat ik er uitzag als een alien-clown werd ik nog steeds serieus genomen. Mensen vonden mijn gedachtes boeiender dan mijn wenkbrauwen, mijn ouders vonden me psychisch gezond en mijn vriendje wilde nog steeds met me zoenen.
Ik kan het iedereen aanraden om dit ook een keer te doen. Het liefst bij een spannende aangelegenheid, bijvoorbeeld een eerste date, een pianoconcert of een doktersbezoek. Niet om jezelf te harnassen voor de buitenwereld, maar eerder om te ontdekken dat je geen harnas nodig hebt. De meeste mensen willen niet met je vechten, willen je niet veroordelen. Ze willen gewoon je gedachten horen.
Beeld: via Flickr