Vaak praat je met een doel. Je geeft een presentatie, of ontmoet een belangrijk contact. Je vraagt de slager of het onsje meer mag zijn, of je schreeuwt een aanwijzing naar de flegmatieke rechtsbuiten. Je woorden hebben een functie en de conversatie heeft een beoogd eindpunt.
Maar de fijnste gesprekken zijn natuurlijk de gesprekken die nergens over gaan. De associatieve praatjes die oeverloos door kaatsen. Uitdrukkingen als ‘oeverloos gelul’ of ‘hij raakte kant noch wal’ hebben een negatieve connotatie, maar als je goed leest zie je dat deze grenzeloosheid juist een oceaan aan mogelijkheden opent. Ik begin, jij haakt in, ik repliceer, jij lacht, ik luister ademloos, jij vertrouwt me iets toe, ik vertel je mijn favoriete verhaal, jij wordt herinnerd aan je kindertijd. Het is allemaal onzin, maar wel de beste onzin die er is. Niet nadenken, geen zelfbewustzijn, geen nut of doel. Gewoon ouwehoeren.
Ik leef op geleuter. Als jongetje werd ik al vaak de klas uit gestuurd wegens ‘kletsen’, dan wel mondeling, dan wel op briefjes. Nu is die behoefte alleen maar groter geworden, vanwege mijn werksituatie: alleen thuis achter de laptop. Gelukkig is er gezwets waar ik ook in deze situatie aan kan meedoen. Op Facebook natuurlijk – laten we eens niet te negatief doen over onze blauwe vriend, maar erkennen dat het daar vaak ook heel gezellig is. Heel soms bel ik een vriend en hangen we, net als vroeger, een uur aan de lijn terwijl we allebei op de vloer van onze kamer liggen. En dan zijn er nog de Podcasts.
Marc Maron is een behoorlijk goede comedian, maar een aantal jaar geleden ontdekte hij zijn grootste talent: interviews. Hij begon in zijn garage collega’s en helden te interviewen voor zijn WTF-show. Het werd al snel een groot succes. Maron is een ongelofelijke neuroot (Joods uiteraard), die elke uitzending begint met een vermakelijke monoloog over de arrogantie van zijn katten of de grillen van zijn vrouw. Vervolgens schakelt hij naar het interview. Hoewel, die term is niet helemaal correct. Het interview is een edele journalistieke vorm, die oefening en studie vergt. Maron bereidt zich niet of nauwelijks voor, maar gaat de interactie aan zoals zichzelf. Gewoon, met zijn eigen interesses, vragen en verhalen. Het levert bijzonder openhartige gesprekken op, met doodgeïnterviewde beroemdheden die blij verrast met Marons openheid zijn. Naast comedians ontvangt hij inmiddels ook andere kunstenaars: muzikanten als Nick Cave of schrijvers als David Sedaris. De dubbelaflevering met zijn vroegere beste vriend Louis CK is een aanrader: ze praten vrij over hun stukgelopen vriendschap, maar hun oude intimiteit laat zeldzaam veel emoties toe.
Marc Maron lult.
Een navolger van Marons gewauwel is Jeff Garlin, beter bekend als de dikke manager van Larry David in Curb Your Enthusiasm. In zijn show By The Way ontvangt hij voor een live publiek mensen die hij bewondert en grappig vindt: Larry David, Lena Dunham, Will Ferrell, Jeff Tweedy, Judd Apatow. Ook hier is er sprake van twee mensen die wellustig kwebbelen, met Garlins persoon als motor van de conversatie. Het levert (vanwege het aanwezige publiek) niet zozeer openhartige, maar wel hilarische momenten op; met name de afleveringen met David en Ferrell zijn goud waard.
Overigens is er ook een telg van het babbel-genre die helaas flink tegenvalt. Jerry Seinfeld, meester van de onzin, probeerde onlangs met Comedians in Cars Getting Coffee zijn voorliefde voor klassieke auto’s, koffie en gesprekken te combineren in een videoformat. Helaas zijn deze gesprekken vaak (door een overmaat aan camera’s) te geforceerd, of gewoon saai.
Nee, dan het project We Think Alone van kunstenaar Miranda July (You And Me And Everyone We Know). Zij verzamelde e-mails van bekende personen als (weer) Lena Duhnam en Etgar Keret, die per thema aan je doorgestuurd werden. Het project eindigde onlangs, maar met name de e-mails van Dunham zijn ontroerend en grappig, in al hun stomme onzinnigheid. Hier is er een aantal verzameld.
Misschien is gelul wel zo fijn omdat uiteindelijk alles chaos is, en we ondanks onze schijn van orde ons uiteindelijk toch het meest thuis voelen in de oeverloosheid van het bestaan.