Nijmegen kom je moeilijk uit. Veel van mijn studiegenoten hebben het geprobeerd en zijn teruggekeerd. De beroemde Mariken van Nieumeghen uit het gelijknamige middeleeuwse verhaal verkocht zelfs haar ziel aan duivel Moenen voor wat buiten-Nijmeegs avontuur. Het mocht niet baten: ze keerde terug, werd vergeven en een bronzen afgietsel van haar lichaam siert tegenwoordig de Grote Markt, waar het regelmatig ten prooi valt aan de bepotelingen van boottoeristen. Ook ik heb een aantal halfslachtige pogingen gedaan om Nijmegen te verlaten, omdat ik vond dat ik meer van de wereld moest zien. Ik vond gelukkig steeds weer een reden om te blijven.
Maar geef ons (en Mariken) eens ongelijk. Nijmegen is een fantastische stad, redelijk vrij van al te veel verwoestend toerisme, maar nog steeds aantrekkelijk genoeg voor de sporadische bezoeker. Het is groen, vriendelijk en gastvrij, dichtbij Duitsland en groots in bravoure. Ook import-Nijmegenaren als ik zijn er belachelijk trots op.
Niet in het minst vanwege de Vierdaagse, die dit jaar voor de honderdste keer plaatsvindt, van 19 tot en met 22 juli. Of, als je niet loopt maar wel viert, vanaf morgen al. Want zoals bij veel van dit soort dingen, zijn de feestelijkheden minstens zo belangrijk als de sportieve prestatie waar ze omheen worden georganiseerd. In mijn ogen is het hier echter anders dan in de rest van het land, het doel van de feestelijkheden is namelijk juist om 45.000 mensen een hart onder de riem te steken. Naast het drinken van bier, natuurlijk.
De stad is de hele week wakker, als de feestvierders uit de kroeg komen, gaan de lopers wandelen en zwaait een dronken menigte hen uit, terwijl er hier en daar een barbecue wordt aangestoken of nog een biertje wordt gedronken. Nijmegen is compact genoeg om de hele stad te laten meegenieten. Iedere straat heeft een podium, ieder podium is goed voor andere muziek, lopers, zwervers, studenten, horecamedewerkers, bankiers en leraren zijn gelijk. En of je op vrijdag de lopers binnen gaat halen nadat zij vier dagen hebben afgezien, is niet eens een vraag. Voor de mensen in de horeca is het woord ‘Zomerfeesten’ genoeg om een hele wereld te schetsen: keihard werken, maar op zaterdagochtend vroeg verdrietig zijn dat het klaar is. Hoewel de fysieke prestatie niet te vergelijken is met die van de lopers, voelen ook zij zich na een week afgepeigerd, maar voldaan.
Ik liep tijdens mijn horecabestaan eens naar huis op zo’n zaterdagochtend. Ik had een week gefeest en gewerkt, in een studentencafé op de markt waar Mariken inmiddels met serpentine was behangen. Mijn fiets stond ergens, maar ik wist niet waar ik hem gisteren, of misschien wel eergisteren, had laten staan. Het werd een weemoedige wandeling langs schoonmaakwagens, lopers die strompelend met rugzakken Nijmegen al aan het verlaten waren en plassen verschraald bier. Het voelde echt als teruglopen naar de normale wereld, na een week met de hele stad ergens anders te zijn geweest, ver van de rest van Nederland en ver van de rest van de wereld. Het weekend erna spendeerde ik met het eten van perenijsjes op een matras in mijn kamer.
Ga dit jaar eens een hele week naar Nijmegen. Waarom naar Spanje of Italië, als je in eigen land een stad in kunt lopen die zichzelf even helemaal afsluit van elke vorm van realiteit. Zoen een soldaat (ook zo’n traditie) en koop een gladiool, die je aan een willekeurige loper geeft. Geloof me, het zal je goed doen.