De bonje rondom de oversteek van het Amsterdamse binnenwater, het gesteggel over één of twee bruggen over het IJ van het centrum naar het noorden, volg ik met lichte spanning. De vruchteloze roep om een kabelbaan, de overbelaste bootjes waar het allemaal mee begon: ik houd het nauw in de gaten.
Het pontje dat me nu naar de overzijde brengt, is als een simpele liefde, consequent en loyaal. Meestal staat het paraat. Soms verliezen we elkaar uit het oog, maar nooit voor lang. Toch werkt het uit de kluiten gegroeide vlot me op de zenuwen. De pont doet niet aan monogamie, hij drijft net zo hard voor een ander die van A naar B moet. Een gegeven dat ik lange tijd door de vingers zag. Maar inmiddels heeft de boot het met zovelen aangelegd dat ik me gedwongen voel te flirten met een nieuwe minnaar. Ik ben voor een andere manier van oversteken.
De gemeente steunt me in mijn zoektocht naar affaires maar voorlopig biedt het dossier ‘Sprong over het IJ’, waarin onderzocht wordt hoe de twee oevers beter verbonden kunnen worden, geen soelaas aan de Amsterdamse reiziger te water.
Nee, kijk dan eens naar de Rotterdammers. Die hebben een fietstunnel. Excuus, die hebben de oudste afgezonken tunnel van Nederland. Duizenden meters droge weg voor auto’s, voetgangers en fietsen onder de Maas door. Hulde aan de havenstad, als je het mij vraagt!
Blijkbaar gold de installatie van de rechthoekige tunnelelementen in 1937 zelfs als een wereldprimeur en werd het werk van stadsarchitect Van der Steur (verantwoordelijk voor de markante vormgeving onder én boven de grond) door liefhebbers en deskundigen als ‘indrukwekkend civieltechnisch’ omschreven.
Ik ben geen geschoold ingenieur, noch een architect. Maar de kunst van het fietsen heb ik me al op vroege leeftijd eigen gemaakt. En als fervent fietser durf ik te beamen dat er weinig zo fijn is als het zoeven door een tunnel, twintig meter onder NAP, diep onder een rivier vol grote tankers en schepen en watertaxi’s. Dat ik daar als geboren en getogen Amsterdamse voor naar Rotterdam moet afreizen, heb ik naast me neergelegd.
Maar de stiekeme droom van een fietsritje onder mijn eigen mini-Maas-versie, het IJ, heeft niet onder mijn liefdesverklaring aan de Maastunnel geleden. Integendeel zelfs. Het afdalen met de houten roltrappen die naar de fabriek van mijn grootvader ruiken, het fietsen op hoge snelheid door de neonverlichte buis: alles draagt bij aan het oplaaiend verlangen naar een fietstunnel onder de Amsterdamse wateren.
De hoofdstad zoekt een fietsburgemeester, zo las ik laatst. Een persoon die opkomt voor de belangen van fietsend Amsterdam. De fietstunnel lijkt me een uitstekend agendapunt voor de desbetreffende fietsburgervader of –moeder. Desnoods kan hij of zij excursies naar Rotjeknor organiseren zodat de hele gemeenschap op eigen wielen ervaart hoe lekker het is om onder water te fietsen.
Foto: Dennis Koehoorn