Vorige week verdween Michel Houellebecq, tot groot genoegen van de ‘online gemeenschap’. De schrijver was niet komen opdagen voor een paar promotieverplichtingen in Nederland en België, wat volgens zijn uitgeverij niet zijn stijl was. Houellebecqs vaste vertaler Martin de Haan meldde zich als een bezorgde moeder op de radio. Hij was misschien vaak onbereikbaar, maar dit soort afspraken kwam Houellebecq altijd na. Ik dacht even dat hij in huilen zou uitbarsten en snikkend zou uitbrengen: “Michel, kom… alsjeblieft… naar huis!”
Houellebecq dook weer op: hij was het allemaal toch gewoon vergeten. Het was een beetje jammer, want iedereen had verwacht dat dit een bedoelde verwijzing naar zijn laatste boek was, waarin Houellebecq zelf als personage voorkomt, plotseling alle communicatie verbreekt en [SPOILER ALERT] op gruwelijke wijze vermoord blijkt.
Soms is je bewondering voor een schrijver, acteur of beeldend kunstenaar zo groot, dat het omslaat in irritatie. Het is een raar proces, waarbij je verveeld raakt over zoveel genialiteit en jezelf hoort roepen: “Ja hoor, weer een briljant boek! Wat een verrassing! Hier ga ik on-ge-lo-fe-lijk veel plezier aan beleven! Fijn! Godverdomme.” Het heeft te maken met de toegenomen populariteit van jouw held, waardoor je je een beetje afgewezen voelt omdat je hem of haar plotseling moet delen.
Zo was het ook met Michel Houellebecq. Ik begon met Platform nadat een vriendin me had toevertrouwd dat ze er zo geil van werd dat ze het niet in openbaar durfde te lezen. Daarna verslond ik alles wat de notoir chagrijnige fransman ooit geschreven heeft en ontdekte dat buiten de onmiskenbare geilheid Houellebecq vooral genadeloos helder het failliet van de Westerse beschaving blootlegt. Veel mensen vinden dat deprimerend, maar het is met zoveel humor en tederheid geschreven, dat het mij eerder troostte. Maar zelfs een allesomvattende thematiek gaat vervelen.
Nu De Kaart en het Gebied afgelopen zomer uitkwam was ik dus allang genezen van mijn Houellebecq-koorts en vervallen in de lichte ergernis over zijn lof en virtuositeit. Ja hoor, hij won de Prix Goncourt (de belangrijkste literaire prijs in Frankrijk) voor het eerst in zijn carrière. Toe maar, het boek oogstte louter lovende recensies. Nou nou, Martin de Haan verklaarde tijdens het vertalen reeds dat dit echt de beste roman uit Houellebecqs oeuvre was. Hou toch allemaal je kop en laat me met rust!
Toen ik het boek toch opensloeg, ontdekte ik al snel dat Houellebecq met deze roman doet wat Radiohead met Kid A op muzikaal gebied deed: zichzelf opnieuw uitvinden na duizelingwekkend succes. Het is onmiskenbaar Houellebecq die aan het woord is: de kritiek op onze manier van leven, de zonderlinge hoofdpersoon, de seks… Maar de toon is veranderd. De schrijver lijkt minder woedend te zijn en daadwerkelijk plezier in het schrijven te hebben gehad.
De manier waarop hij zichzelf ten tonele voert, geeft blijkt van een groot gevoel voor zelfspot: “(…) de auteur van Elementaire Deeltjes kwam opendoen, op pantoffels, gekleed in een ribfluwelen broek en een comfortabel kamerjasje van ongebleekte wol.” Het is ongelofelijk knap om jezelf als personage te gebruiken, zonder dat dit flauw of ijdel wordt. De [SPOILER ALERT] brute moord op ‘Michel Houellebecq, de schrijver van Platform’ wordt met ingehouden genoegen beschreven.
De hoofdpersonen Jed Martin en commissaris Jasselin zijn einzelgängers die zich volledig aan respectievelijk hun kunstenaars- en politiewerk wijden. Dit is een verwijzing naar Houellebecqs stelling dat schrijven lijden is en dat goed werk altijd een menselijk offer vergt. Het is een ode aan de noeste arbeid en een sneer naar de vele mensen die wat ze doen slechts zien als een weg naar de status die ze willen bereiken. Het verhaal, maar ook de kracht van het boek als geheel, zijn hopelijk een wijze les voor iedereen die zich uit verlangen naar macht of angst voor grote woorden laat beperken of juist overschreeuwt. Ja, ik kijk naar jou, James Worthy.
Dit is literatuur met een ziel. Ik hoop dat Michel Houellebecq zijn volgende afspraak in Nederland niet vergeet. Ik zal vooraan zitten, heftig knikkend, met mijn exemplaar van De Kaart en het Gebied op schoot.