Onlangs was er ook hier te lande enige ophef over het fenomeen 'zelfplagiaat'. Amerika had een jaar of wat geleden al kennisgemaakt met deze overtreding van de goede schrijf- en denkzeden toen succesjournalist Jonah Lehrer zijn eigen werk wel erg opzichtig recyclede. (Mental note: recycling is dus niet altijd goed, ontwikkel ook negatieve connotatie).
Wij kregen te maken met een professor die gemiddeld iedere paar uur een nieuw wetenschappelijk artikel uitpoepte. Publicatiedruk? Een te groot ego? Allebei. En nog een hele zooi andere redenen.
Een van de factoren die hebben bijgedragen aan de omvang die deze morele misdaad op den duur kreeg was, zo gok ik, de sleur. Je doet zoiets en je gaat ermee door, zonder er nog echt over na te denken. Misschien weet je ergens nog wel dat het niet helemaal klopt, en echt gelukkig word je er ook niet van, maar het is nu eenmaal hoe de dingen gaan in jouw leven.
Terwijl iedereen op Twitter druk bezig was nieuwe grapjes over zelfplagiaat te bedenken, en de meeste mensen er vooral in slaagden niet zichzelf maar anderen te plagiëren – al was dat misschien vaak onbewust, wat doet vermoeden dat het om clichématig denken in plaats van plagiëren ging, wat mij betreft een grotere zonde – bedacht ik hoezeer ik mezelf dagelijks blijf herhalen. Ik sleep mezelf dagelijks omstreeks hetzelfde uur naar een computer, eet dan een boterham met dikwijls hetzelfde beleg als de dag ervoor en schenk ondertussen dezelfde koffie in hetzelfde glas. Koffie die wordt gezet volgens een vaag recept dat al decennia binnen onze familie wordt doorgegeven aan volgende generaties – ik weet niet precies in hoeverre het ergens op slaat, maar ik stel me voor dat dit recept zich daarom bevindt op het vierlandenpunt van plagiaat, voodoo, incest en koffiebonen.
Terwijl ik er nog altijd niet over uit was of ik zelf ook een zelfplagiaatgrapje moest bedenken, en of ik daarmee niet hoe dan ook anderen plagieerde die op datzelfde moment hetzelfde dachten, kwam het volgende bericht voorbij:
“Het broodje pindakaassweetchilisauskomkommergedroogdeuitjes verovert de wereld.”
Foto: Jan Postma.
Intrigerend, niet? Ik ging op onderzoek uit (mijn blik verplaatste zich van het tekstje naar de avatar ernaast) en kwam er al snel achter dat journaliste Maartje Luif hier iets mee te maken had. Ik durfde haar niet aan te spreken, maar besefte wel direct dat ik alle ingrediënten voor dit broodje in huis had. De vorige dag had ik namelijk nog geconstateerd dat ergens achter in een keukenkastje een open zakje gedroogde uitjes slingerde, een klein half jaar over de datum en iets bleker dan je ze idealiter ziet, maar toch ook niet helemaal weggeteerd. En er lag ook een komkommer op de koelkast; een exemplaar dat snel gebruikt moet worden, want hij begon meer en meer op de penis van een man met erectieproblemen te lijken, een man die ook nog eens te lang in bad heeft gelegen. Maar hij was nog wel gewoon komkommergroen en dus vast eetbaar. Ik maakte een broodje, of liever: een boterham. En toen nog één. En toen nog één.
Mijn goede voornemen voor het komende jaar: minder zelfplagiaat in het dagelijks leven. Niet dat verschrikkelijke “iedere dag iets doen dat je eng vindt”, maar gewoon net even iets vaker iets anders doen dan anders. Of anders wel hetzelfde doen, maar dat dan net even iets anders. En hoe dan ook vaker een broodje pindakaassweetchilisauskomkommergedroogdeuitjes eten.