Laat ik het maar gelijk toegeven: ik ben verliefd. Het is, daar moet ik eerlijk in zijn, nog een kalverliefde. Met het ‘echte’ werk, vuistdikke romans, moet ik nog kennismaken. Ze liggen in mijn kast te wachten tot ze meegenomen worden op een lange vakantie die almaar op zich laat wachten. Ik wilde deze TIP uitstellen totdat ik al het werk had gelezen en er een afgewogen totaaloordeel over kon geven, de expert uit kon hangen, maar ik ben nu eenmaal verliefd: ik moet vertellen over deze man, nu! Want David Foster Wallace, je hebt het anderen vast al eens horen zeggen, was geniaal. De verhalenbundel Brief interviews with hideous men en de essaybundel A supposedly fun thing I’ll never do again behoren tot het beste wat ik de afgelopen jaren gelezen heb. Het zijn bundels waarin ik ezelsoren heb gevouwen, waaruit ik stukken over heb getypt om naar mensen te mailen, bundels die ik uitleen aan wie er maar een oog op werpt (deze verliefdheid is onzelfzuchtig).
De David Foster Wallace die ik ken, is boven alles hilarisch
Wat velen lijkt te weerhouden van het lezen van David Foster Wallace is het hele academische discours rondom de arme man. Met DFW maak je goede sier op universiteiten. The Pale King doorworstelen als proeve van intellectueel kunnen. Laat ik de mythe doorbreken: David Foster Wallace hoeft niet ingewikkeld te zijn. De David Foster Wallace die ik ken, is boven alles hilarisch.
De essays zijn daarbij nog beter dan de verhalen. Wallace streed tegen de ironische levenshouding van de jaren negentig, die houding waar we nog steeds mee worstelen (“make no mistake: irony tyrannizes us.”). Hij probeerde een nieuw soort authenticiteit te bereiken, in het volle bewustzijn dat authenticiteit een fictie is. In zijn verhalen leidt dat soms tot verwarrende metafictie die in zichzelf vastgedraaid raakt. Maar bij de essays heb je werkelijk het gevoel dat je in zijn hoofd zit. Of hij nu bij een tennistoernooi is of op een state fair, Wallace blijft je net zo lang voeren met waanzinnige details tot je bedwelmd aan zijn lippen hangt, niet in staat om deze fascinerende wereld naast je neer te leggen. Tennis laat me koud, maar als DFW erover vertelt kan ik me ineens niets spannenders voorstellen. Zijn enthousiasme is aanstekelijk en de omvang van zijn vocabulaire indrukwekkend. Noem me een stuud, maar van enorme vocabulaires gaat mijn hart sneller kloppen. Tegelijkertijd gooit Wallace gerust de meest dagelijke spreektaal (“like when”) door zijn zinnen, alsof je samen in een bar zit.
Het is lastig een compact stukje uit de essays in A supposedly fun thing I’ll never do again te citeren om aan te geven hoe goed die bundel is. Wallace komt namelijk steeds terug op bepaalde ideeën die hij eerder in een essay heeft geopperd, met terzijdes en voetnoten die maken dat je terstond wilt gaan applaudiseren, maar die weinig zeggen zonder de context van de rest van het stuk. Ik zal één poging doen. DFW over wat er zo typisch is aan David Lynch’ personages:
"I’ve noted that a good 65% of the people in metropolitan bus terminals between the hours of midnight and 6:00 A.M. tend to qualify as Lynchian figures – flamboyantly unattractive, enfeebled, grotesque, freighted with a woe out of all proportion to evident circumstances. Or we’ve all seen people assume sudden and grotesque facial expressions – e.g. like when receiving shocking news, or biting into something that turns out to be foul, or around small kids for no particular reason other than to be weird – but I’ve determined that a sudden grotesque facial expression won’t qualify as a really Lynchian facial expression unless the expression is held for several moments longer than the circumstances could even possibly warrant, is just held there, fixed and grotesque, until it starts to signify about seventeen different things at once. [voetnoot] (And as an aside, but a true aside, I’ll add that I have had since 1986 a personal rule w/r/t dating, which is that any date where I go to a female’s residence to pick her up and have any kind of conversation with parents or roommates that’s an even remotely Lynchian conversation is automatically the only date I ever have with that female, regardless of her appeal in other areas. And that this rule, developed after seeing Blue Velvet, has served me remarkably well and kept me out of all kinds of hair-raising entanglements and jams, and that friends to whom I’ve promulgated the rule but who have willfully ignored it and have continued dating females with clear elements of Lynchianism in their characters or associations have done so to their regret.)"
Alleen al de woorden “flamboyantly unattractive” doen het voor mij, en dan zijn er ook nog de quasi-nonchalante afkortingen (e.g., w/r/t), de rake theorie die in enkele zinnen uiteengezet wordt, en de voetnoot die een verhaal binnen een essay is. Ik ben bang dat ik met dit relatief korte citaat bij lange na niet over heb weten te brengen hoe geweldig de essays van David Foster Wallace zijn. Nu ik het zo zie staan, losgerukt uit de wereld waarin het thuishoort, lijkt het naakt en onvolkomen. Het is als vertellen waarom je net op die ene persoon verliefd bent geworden: je kunt eigenschappen en uiterlijkheden noemen, en wat iemand zei of deed wat je raakte, maar je weet terwijl je het vertelt dat diegene aan wie je het vertelt niet zal zien wat jij ziet (al is dat in het geval van verliefdheid op personen maar beter ook). Als je wilt weten of jij ook verliefd kunt worden op DFW, dan zul je de essays zelf in hun totaliteit moeten ondergaan.