Het leuke aan het verkennen van andere culturen is het leren stilstaan bij onbenullige dingen die je altijd voor lief nam. Ja, het eten is anders in een ander land, de klederdracht vaak ook, net als de taal. Maar wanneer je je wat langer onder een andere bevolking bevindt, gaan juist de kleine alledaagse dingen je opvallen. Wat je bij zowel de Engelsen als de Fransen kan bespeuren, is de opmerkelijke afwezigheid van enigerlei schaamte bij het snuiten van de neus. Midden in de metro, vlak onder de neus van een professor die college geeft, achter de kassa, ze doen het overal. Keurig in een zakdoek uiteraard, beide volken blijven smetvrees-gevoelig en geschoold in etiquetten.
In eerste instantie stoorde ik me behoorlijk aan de onbeholpen neusklanken die menig lady of mademoiselle uitstootte. Met opgetrokken wenkbrauw en omgebogen mondhoeken zocht ik de gezichten van mensen naast me op om samen ons onuitgesproken ongenoegen te uiten over het lichamelijke kabaal. Het antwoord van onbegrip bleef uit. Inmiddels begrijp ik echter dat het juist om netheid gaat. Waar wij bij verkoudheid – om de neusvleugels zo min mogelijk te laten resoneren – gerust onze neus meermaals ophalen en al het snot inhaleren om het vervolgens door te slikken of gewoon weer te recyclen, voorkomen zij juist dat het loszittende snot eeuwig blijft circuleren. Een neussnuit is dus eigenlijk de muziek der beschaafdheid. Het behoedt de omgeving voor de continue confrontatie met de alom aanwezige bacteriën in een slijmerig jasje. Bij een neussnuit is deze ongure confrontatie slechts van eenmalige aard.
Bovendien heeft het professioneel neussnuiterschap als voordeel dat je altijd zo’n prachtig exemplaar doek in je zak draagt. En als je dan weer eens voorgoed afscheid van iemand moet nemen, of je in een oorlog- of vredessituatie bevindt, heb je tenminste het juiste gebruiksvoorwerp bij je.