Marte Kaan verhuisde onlangs naar Delhi. Omdat je niet altijd binnen kunt blijven stapt ze op de fiets voor een tijdreis. Ze ziet huizen uit de Moghultijd, mannen in wife beaters, kippen in kleine hokjes en Novib-kalendertafereeltjes. De gids is haar life line, dus volgt ze hem schaapachtig. Ook door versgestort cement.
Je bent in Delhi en voldoet niet aan het profiel van de allesabsorberende toerist. Jou maak je niet blij met een tocht door een ruïne met een onverstaanbare gids. Toch wil je niet thuiskomen met alleen maar verhalen over je hotel. Dan ga je op tijdreis in Delhi. Voor frisse Hollanders met het fietsen in de benen relatief gemakkelijk. De benodigdheden beperken zich tot een fiets en een gids.
Het moment dat je de oude stad binnen fietst kan het zijn dat je wordt overvallen door een milde paniek. Straten zo smal dat je schouders bijna de muren raken en het daglicht maar nauwelijks binnendringt. Een eindeloze hoeveelheid honden, slenterend, slapend, de een nog meer verwaarloosd dan de ander en allemaal ogenschijnlijk identiek: het ultieme vuilnisbakkenras. Op de grond uitwerpselen, vliegen. Gelukkig besloot je dit gebied niet luchtig geschoeid en te voet te betreden.
In vliegende vaart leidt de gids je door het fijnmazige netwerk van straatjes. Je passeert keukens waar grote ijzeren pannen op het vuur staan te dampen, werkplaatsen waar met middeleeuws elan op heet ijzer wordt geramd, winkeltjes met snoepjes, rijst, batterijen, touw en andere spullen die je niet kunt missen. Achter de toonbankjes mannen met ongeschoren tronies, gehuld in groezelige wife beaters. De route vervolgt langs slaapkamertjes waar door slaap verfrommelde kindergezichtjes je toelachen en tandeloze grootmoeders zich loom op hun andere zijde draaien, langs opslagplekken met zakken meel, suiker en manden waar kakelende kippen uitpuilen (wat nou scharrelkip), allemaal in hokjes van een paar vierkante meter, op en naast elkaar. De zoete wierook die uit de brandschone Hindoe-tempels walmt, prikt in je neus en verjaagt voor even de intense geur die hoort bij plekken waar mensen en dieren dicht op elkaar leven. Kleurrijke goden met dierenhoofden staren je met superieure blik vanuit de eeuwigheid aan. In een straal zonlicht wassen kinderen zich onder een pomp, hun donkere lijven glimmen alsof ze ingesmeerd zijn met olie - het is een beeld dat niet zou misstaan in een Novib-kalender. En weer verder, langs vervallen havelis, huizen uit de Moghultijd met een gevel van ingenieus bewerkt houtwerk waarachter een tuin en binnenplaats met fontein schuilgaan en vroeger mystici en dichters tot diep in de nacht met elkaar praatten, geliefden elkaar stiekem ontmoetten onder een weelderige bougainville - zo stel je het je althans voor.
Op een pleintje in het hart van de oude stad houdt de gids stil. Pas nu vallen de elektriciteitskabels je op. Kabels in alle soorten en maten die overal vandaan lijken te komen en overal naartoe lijken te gaan, met elkaar verknoopt tot angstaanjagende klonten van plastic, je denkt aan rampen, ontploffingen, maar iedereen loopt er gewoon onderdoor. Kijk je beter dan zie je dat de verzameling kabelkluwens alles weg heeft van een vatenstelsel van iemand die zijn leven lang heeft geleefd op een dieet van vet, alcohol en sigaretten. ‘Alles doet het hier, internet, mobiele netwerken,’ zweert de gids - het technologische equivalent van de opa die rokend en zuipend de tachtig heeft aangetikt.
Tussen het gewemel van mens en dier, waterkar, fietsriksja en scooter, bevindt zich een metrohalte, symbool van moderniteit en toegangspoort tot een van de meest uitgebreide en drukst bereisde metronetwerken ter wereld. Het is of de tijdmachine even kortsluit door de samenkomst van zoveel tijden op een plek. Kinderen in schooluniform dalen af, de ondergrondse in, op weg naar hun school in de nieuwe wereld.
Net als je je wilt overgeven aan diepzinnige overpeinzingen over een leven in twee tijden rijdt er een waterkar over je voet. De gids zit alweer op zijn zadel geeft een ongeduldige slinger aan zijn bel. Omdat hij je life line is, glimlach je schaapachtig en volg je hem als een mak lam.
In een straatje is vers cement gestort. Het lijkt niemand te deren, iedereen wandelt er gewoon doorheen, alsof er geen tijd is voor nieuwerwetse fratsen als een begaanbaar wegdek. Je bedwingt je westerse obsessie met heelheid, en rijdt dwars door de grijze kledder. Het voelt lullig en bevrijdend tegelijk.
Wanneer je weer buiten bent, op de grote weg met bussen en taxi’s, is de betovering verbroken, alleen een verdwaalde hond en een paar spatten drek op je broekspijp herinneren aan wat je net gezien hebt. Je probeert het koortsachtig te onthouden, zoals je soms probeert te onthouden wat je hebt gedroomd. Het heeft geen zin. Maar het zit een stuk lekkerder, de rest van je verblijf in je hotel-met-airco-en-wifi en een koude Kingfisher onder handbereik.
Marte Kaan (1977) is freelance journalist. Ze schrijft over literatuur en psychologie voor nrc.next, Vrij Nederland, Oneworld, Opzij, Psychologie Magazine, LINDA. en ELLE. In januari 2010 verscheen haar eerste boek: Lang leve de liefde bij uitgeverij Ambo-Anthos. In april van dit jaar verhuisde ze naar Delhi.