Dood Paards In die nag, Paradies Liebe, Coetzees In ongenade, Roos vraagt zich af: kunnen we dat grote en diverse continent ook eens niet zien als één mythisch land genaamd A-fri-ka?
Nederland is schimmel en jicht
Nederland is benauwenis op sub-zeeniveau
In Nederland is alles al gebeurd en staren we naar de littekens die dat heeft achtergelaten
In de geest ben ik een kunstenaar, dat weten jullie
Nederland heeft me mijn adem benomen en mijn blik vertroebeld
Daarom geloof ik in Afrika
In de foyer van theaterzaal de Monty kronkelt een man in een oranje pak. Hij spuwt zijn gal over Nederland en wil naar "de balsem van het onbedorven leven". Afrika. De man rolt met zijn ogen. Zijn vrouw valt hem bij en hun verwende zoons, in even oranje en belachelijke pakken, dienen hem met geschreeuw en gebaar van repliek. In die nag, de laatste voorstelling van Dood Paard is één van de voorstellingen en films over Afrika die ik per toeval in korte tijd zag. Met ‘over Afrika’ bedoel ik in dit geval: over de positie van blanke Europeanen op bezoek in hedendaags Afrika beneden de Sahara. Ik vroeg me af welke positie de personages, makers én toeschouwers kunnen innemen wanneer het gaat over zo een ander continent. Welke toon sla je aan?
Dood Paard doet het grotesk, karikaturaal en met verve. Met een nieuw geschreven tekst van Rob de Graaf zetten de spelers in op grote contrasten. Hoe snel en schreeuwerig het begin van de voorstelling is, zo loom en langdradig is het einde. Eenmaal in Zuid-Afrika hangt de Nederlandse familie verveeld en versuft in tuinstoeltjes voor hun caravan. Ondanks dat ze hun best hebben gedaan Afrikaans te leren, is hun droom niet uitgekomen. Ze zijn niet met open armen ontvangen en zijn toch ook niet meer dan blanke vreemdelingen in een land zo zwart als de nacht.
Ons land van herkomst is ver weg
Dit is nie meer ons land nie
Maar so eenvoudig is dinge nie
Want ook hier is ons nie tuis nie
Ons bekom nie die regte dokumente nie

In die nag - Beeld: Emilio Troncoso Larrain
In de film Paradies Liebe zijn we getuige van een soortgelijke troosteloze desillusie. Teresa, een Oostenrijkse van middelbare leeftijd, wil zon, zee en seks en zoekt dat in Afrika, in Kenia om precies te zijn, maar die informatie lijkt niet zo belangrijk. Afrikaanse landen lijken voor de Europese blik immers vaak inwisselbaar. Regisseur Ulrich Seidl confronteert de kijker met prachtig pijnlijke beelden van Teresa’s avonturen. Teresa die onwennig in bikini luistert naar de sappige verhalen van een andere toeriste. Teresa op het zoveelste matrasje van een jonge Keniaan. Teresa die niet in haar borsten geknepen wil worden. Teresa die voor de zoveelste zieke zuster van haar Keniaanse minnaars een pak geld neertelt.
Ze blijven vreemdelingen: blank, ongepast en ongewenst.
Zowel Paradies Liebe als In die Nag zet de tegenstellingen hard aan. Dit blank, dat zwart; hier Europa, daar Afrika. Bij In die Nag wordt er letterlijk een afstand afgelegd voordat we bij de scènes in Zuid-Afrika belanden. In Paradies Liebe worden Europa en Afrika van elkaar gescheiden door een touw dat losjes is gespannen over het strand van het luxe resort waar Teresa verblijft: aan de ene kant de veilige ligstoelen, aan de andere de wachtende jonge Afrikanen. Maar bij beide is het duidelijk dat de figuurlijke afstand immens en onoverbrugbaar blijft. De schreeuwerige Nederlandse familie leert weliswaar Afrikaans en Teresa durft na verloop van tijd ook alleen op stap, ze blijven vreemdelingen. Blank, ongepast en ongewenst. De harde ironie van In die Nag en de confronterende beelden in Paradies Liebe worden me, hoe grappig en scherp ook, op een bepaald moment teveel. Ik wil niet geloven dat blank Europa en zwart Afrika gedoemd zijn lijnrecht tegenover elkaar te staan. Hoe onzinnig soms ook, het mythische Afrika bestaat nog altijd in denken en handelen en kan niet altijd gerelativeerd worden in goedbedoelde keurige meningen. Maar is er ook een andere vorm dan de karikatuur en een andere toon dan de cynische? Kunnen we dat grote en diverse continent ook eens niet zien als één mythisch land genaamd A-fri-ka?
Reflectie
Al schrijvend kijk ik op en zie in de reflectie van het computerscherm iemand die niet had misstaan tussen de schreeuwende, in oranje gestoken karikaturen van Dood Paard. Ik zie een relativerende intellectueel die een bedachtzaam artikel wil schrijven. Maar ik heb zelf bedacht om over deze voorstelling en film in het kader van ‘Afrika’ te schrijven, dat leek me nu eens interessant. Daarmee ben ik het springlevende bewijs dat dat mythische grote land Afrika net zo hard in mijn hoofd bestaat als in dat van Teresa of de schreeuwende oranje familie. Verdomme. Ik stop met typen en staar cynisch naar mijn scherm.
Het is niet moeilijk om cynisch te worden als blanke in Afrika, zegt acteur Oscar van Rompay in de voorstelling Africa van NTGent. In deze monoloog, waarvoor hij zelf met regisseur Peter Verhelst aan de tekst schreef, neemt Oscar ons mee naar Kenia. Naar Migori, om precies te zijn, een klein dorpje waar hij werkelijk een stuk grond en boomgaard bezit.
Alles is anders in Kenia. Het is nog veel meer anders dan ik mij ooit had kunnen voorstellen. Echt alles. Een grap is anders, verdriet is anders, liefde is anders, seks is anders, elkaar begroeten, eten… Alles.
Klagen over dezelfde dingen als een Keniaan.
Africa combineert het mythische Afrika dat zich in de collectieve, blanke verbeelding heeft genesteld met het verhaal van Oscar die in Kenia kwam, lesgaf, terugkwam, vrienden maakte, terugkwam en een boomgaard begon. Eerder dan over de tegenstelling tussen blank en zwart, gaat het hier over de dubbelheid. Blank én zwart willen zijn. Klagen over dezelfde dingen als een Keniaan, maar je tegelijkertijd verbazen over dingen die voor Kenianen doodnormaal zijn. Hopen dat de Oscar in België en de Oscar in Kenia ooit dezelfde kunnen zijn. Hoewel je natuurlijk nooit zal weten wat Oscar van Rompay echt heeft meegemaakt en wat Peter Verhelst heeft verzonnen of aangedikt (het blijft theater) is Africa vooral een sympathieke voorstelling. Door de dubbelheid waarmee Oscar worstelt én speelt, bedenk ik dat al deze voorstellingen niet per se over Afrika gaan, maar over de fundamentele vraag hoe en waar een mens kan aarden. Waar hoor ik, of, waar mag ik horen? Wie ben ik en is daar ook een plek voor? Ook in een vreemd land?
In ongenade
De acceptatie van een individu in een andere of veranderende omgeving, zag ik ook terug in de voorstelling In ongenade van Toneelgroep Amsterdam. De roman van Nobelprijswinnaar J.M. Coetzee werd door regisseur Luk Perceval vorig seizoen op de planken gebracht en staat nu opnieuw geprogrammeerd in het kader van de Afrika-themaweek in de Amsterdamse Stadsschouwburg. Anders dan de tot nu toe beschreven mensen, zijn David en zijn volwassen dochter Lucy geen Europese toeristen, maar blanke Zuid-Afrikanen. Hun beider levens nemen een radicale wending wanneer David door een studente wordt beschuldigd van aanranding, zich verdedigt en zijn baan verliest. Hij wijkt uit naar zijn dochter op het platteland, maar daar ontvouwt zich een nieuw drama wanneer ook Lucy wordt verkracht en zwanger raakt. Hoewel zij en haar trouwe tuinman weten wie de daders zijn, besluit ze geen aangifte te doen en het kind te houden. Ze trouwt met haar tuinman, om zijn bescherming te genieten.
"Misschien moet ik dat leren aanvaarden.
Om van de grond af aan te beginnen. Met niets
. Zonder troeven, zonder wapens, zonder eigendom, zonder rechten, zonder waardigheid."
"Als een hond?" vraagt David verbijsterd.
"Als een hond," antwoordt Lucy instemmend.
Hoewel hun woorden hetzelfde zijn, is de kloof tussen de twee gedurende de voorstelling steeds duidelijker geworden. David kan niet begrijpen dat Lucy de vernedering aanvaardt en zich voegt naar de nieuwe omstandigheden waarin ze niet beter af is dan een hond. Niet dat Davids gevecht tegen de beschuldigingen hem veel meer heeft opgeleverd, maar zijn eigen waardigheid was zijn laatste strohalm, het laatste restje identiteit. Voor Lucy is juist het neerleggen van haar waardigheid en een nieuwe identiteit aannemen de manier om te overleven, als blanke, alleenstaande vrouw. Welke houding is beter? Daar geeft In Ongenade geen antwoord op en de andere voorstellingen in feite ook niet. Dan is het de vraag aan mij, de toeschouwer, of ik mijn eigen positie, vooroordelen en denkpatronen wil bevragen wanneer de lichten aan gaan en ik de zaal uit loop. Of ik durf te erkennen dat het mythische Afrika in mijn hoofd nog altijd bestaat, voordat ik er een artikel over schrijf.