Het lerarentekort in Nederland is nijpend, stellen ministers in een recente Kamerbrief. Maar er is meer aan de hand met het onderwijs. Want hoe kan het dat de kwaliteit van studentenwerk zo laag ligt, vraagt docente Eva van den Boogaard zich af? Een pleidooi voor een verbetering van het Nederlandse onderwijs, zodat opleidingen het diploma weer waard worden.
De afgelopen twee jaar gaf ik Nederlands op de economische faculteit van een grote hbo-school. Wat ik daar aantrof choqueerde me: het overgrote deel van de studenten las nooit een boek en de d/t-fouten vlogen me om de oren. Mijn daaropvolgende baan bestond uit het nakijken van scripties op taal, waarvoor ik beroerd geschreven teksten verbeterde zodat de student in kwestie toch kon afstuderen. Steeds vaker rees bij mij toen de vraag: wat ben ik nou eigenlijk aan het doen? Hoe kan het niveau van de Nederlandse taal zo laag liggen? En breder getrokken: wat gaat er mis in ons onderwijs?
Op mijn uitleg dat het niveau niet hoog genoeg lag, zei ze dat ik mijn eisen meer moest aanpassen aan het niveau van de gemiddelde student.
Een van de problemen is de marktwerking. Ik had niet verwacht dat een hogeschool een commercieel bedrijf is, maar als werknemer kreeg ik toch die indruk. Zo riep mijn baas me op het matje: waarom ik zo veel onvoldoendes gaf. Op mijn uitleg dat het niveau niet hoog genoeg lag, zei ze dat ik mijn eisen wat meer moest aanpassen aan het niveau van de gemiddelde student. Ik ontdekte dat een hbo-opleiding een bepaald bedrag per afgestudeerde student krijgt, en dat het een onderwijsinstelling geld kost als een student na de propedeuse nog afvalt. Het gevolg is dat er (te?) veel door de vingers wordt gezien, met de hand over het hart wordt gestreken, concessies worden gedaan, waardoor de diploma’s uiteindelijk minder waard worden. Inflatie, noemen we zo’n waardevermindering in de economie. In Nederland hebben we te maken met inflatie van het onderwijs.
Een andere oorzaak van die inflatie is werkdruk. Wil je als docent echt goed voorbereiden en nakijken, dan draai je al snel het dubbele aantal uren: in Nederland werken leraren structureel over, en dan nog komen ze tijd tekort. Bovendien kosten herkansingen je alleen maar meer correctietijd, en je krijgt daar niets meer voor betaald dan je collega die overal meteen een voldoende voor geeft. Dus ja, dit alles bij elkaar zorgde er wel voor dat ik een slordige 5,5 boven de meeste herkansingen ging zetten. Maar wat die krappe voldoendes uiteindelijk precies waard waren, wist ik zelf ook niet meer.
De ministers vragen zich blijkbaar niet af waarom al die leraren eigenlijk parttime werken.
Nu is dit lage niveau de student natuurlijk lang niet altijd aan te rekenen. Eerder heb ik me herhaaldelijk afgevraagd: wat gaat er mis in die vooropleiding? Waarom krijgen deze studenten een havodiploma, maar kunnen ze niet schrijven? Een van de meest urgente problemen in zowel het primair als het voortgezet onderwijs is het lerarentekort. Dat zien ook de ministers en beleidsmakers in: afgelopen maand kwamen Van Engelshoven en Slob in een paniekerige Kamerbrief met voorstellen om dit tekort aan te pakken. Zo willen ze dat studenten al tijdens hun opleiding mogen gaan werken als docent, en krijgen arbeidskrachten opties om sneller hun docentenopleiding te doorlopen. Een noodgreep, want het is naïef om te denken dat de kwaliteit van de leraar en het onderwijs daarmee op orde blijft. En dan de belangrijkste oplossing van de ministers: leraren moeten méér gaan werken. Nóg meer uren draaien, in plaats van minder. Ze vragen zich blijkbaar niet af waarom al die leraren eigenlijk parttime werken. Dat ze standaard overwerken en relatief snel in een burn-out belanden, weerhoudt hen er niet van nog meer van leraren te vragen.
Het kan ook anders. Er zijn landen waar het onderwijs op een hoger niveau ligt en de docenten meer verdienen, hoger opgeleid zijn en bovendien meer tijd hebben om hun werk te doen. Finland is zo’n voorbeeld. Het onderwijs staat hier goed aangeschreven – het scoort heel hoog op de beruchte PISA-ranglijst. De klassen zijn kleiner dan in Nederland en de leraren, die overigens allemaal universitair geschoold zijn, geven veel minder les. Leerlingen krijgen minder verschillende vakken onderwezen, waardoor geld en onderwijsuren bespaard kunnen worden.
Ook in Zweden wordt onderwijs op een andere manier vormgegeven. Kunskapsskolan is een vernieuwend onderwijsconcept waarin leerlingen meer keuzevrijheid, maar ook meer begeleiding krijgen. Iedere ochtend komen ze in een groep bijeen om met hun tutor de lessen voor die dag uit te kiezen. Leraren werken in clusters en kunnen bijvoorbeeld hun lessen op verschillende niveaus aanbieden. Het gevolg: automatisch onderwijs op maat, leerlingen die zich serieus genomen voelen omdat ze hun eigen keuzes kunnen maken, en meer gemotiveerde leraren.
De systemen uit Finland en Zweden hebben ook nadelen en ze hoeven niet één-op-één te worden overgenomen in Nederland, maar ze indiceren wel dat leraren méér laten werken geen voor de hand liggende oplossing is. Leraren moeten juist minder lesuren draaien (en daarmee meer voorbereidingstijd krijgen), en het onderwijs moet kleinschaliger. Minder werkdruk en een ander onderwijssysteem kunnen al meer hoogopgeleide docenten aantrekken.
En ja, dan moet de overheid het geld anders gaan verdelen en beleid maken mét de docenten in plaats van vóór hen. Laat die mooie resultaten uit Finland en die vrije leerlingen uit Zweden een reden zijn voor een switch en, misschien nog wel belangrijker, een argument voor dat wat eigenlijk echt nodig is: veel meer geld voor genoeg goede leraren en beter onderwijs. Dan hoeft mijn ex-baas ook niet meer zo bang te zijn voor die onvoldoendes en is een afgeronde opleiding weer echt een diploma waard.