Het is goed om sceptisch te zijn. We zijn of worden allemaal opgeleid tot kritische vragenstellers die zich niet met een kluitje het riet in laten sturen. De wereld moet bevraagd worden, onze zekerheden gewantrouwd. Merel onderzoekt of deze houding, waardevol als ze lijkt, wel houdbaar is; worden we door altijd maar sceptisch te zijn niet allemaal angsthazen?
Een sceptische houding wordt over het algemeen gezien als waardevol. In mijn opvoeding, zowel van huis uit als later op het categoriale gymnasium waar ik een opleiding heb mogen genieten en tot een bepaalde hoogte ook in de academische omgeving waarin ik me nu bevind, is scepticisme een deugd. Een intellectuele verworvenheid, iets wat je verplicht bent aan je ‘stand’. Een gebrek aan scepticisme wordt al snel ervaren als een blijk van naïviteit. En naïviteit, hoewel bij uitzondering vermakelijk, behoort tot de zeven buiten-Bijbelse hoofdzonden. "Wie na zijn achttiende jaar naïef is", zei een collega van me eens, "is gewoon dom." Wij knikten instemmend, glimlachten en vervolgden onze lunch. Een gemakkelijke ezelsbrug om te onthouden wanneer we ons precies naïviteit kunnen veroorloven is de sterke overeenkomst van het woord ‘naïviteit’ met het woord ‘nativiteit’: bij de geboorte dus en enkele jaren daarna.
Scepsis zorgt voor veiligheid
Maar we hadden het over scepticisme met aan haar linkerzijde naïviteit en aan haar rechterzijde dogmatisme: een vast overtuigd zijn van bepaalde opvattingen, een onwrikbaar geloof in hun waarheid, die te vuur en te zwaard wordt verdedigd. Verbeten vasthouden aan bepaalde opvattingen is uiteraard niet iets wat alleen dogmatici en fundamentalisten met verve doen. Als kwetsbare, denkende en voelende wezens in een even kwetsbare en onzekere wereld koesteren we maar al te graag enige zekerheid. Want waar zekerheid is, is geen twijfel en waar geen twijfel is, is geen angst. Het paradoxale is echter dat ook zekerheden ons kwetsbaar maken, zij het op een andere manier: onze zekerheden kunnen ondergraven worden, onze waarheden weerlegd. Daar staan we dan, als uitgeklede soldaten op het slagveld. Niet langer beschermd en gekoesterd, weduwen en weduwnaren van onze waarheden.
Beeld: Merel Kamp
Het doel van het scepticisme, zoals ooit door Sextus Empiricus (160–210 A.D.) geformuleerd, is dan ook ‘ataraxia’, wat je kunt vertalen met 'onverstoorbaarheid’. Onverstoorbaarheid behoeft weinig uitleg: het is een uitweg uit de onrust van het zoeken naar de waarheid, van het wegen van argumenten en het verliezen van dierbare overtuigingen. Het is weinig verbazend dat het scepticisme populair was in roerige, onzekere tijden. De sceptici pleitten voor het uitstellen van ons oordeel, iets wat in hun ogen niet al te veel moeite zou moeten kosten, gezien de uiteindelijke gelijkwaardigheid van alle argumenten voor of tegen. Het uitstel van ons oordeel wordt verwoord als een stilstand van de rede. In deze stilstand vinden we als bij toeval de onverstoorbaarheid.
Maar je blijft wel afzijdig
Als hedendaagse deugd is een sceptische houding eerder bedoeld als waakzaamheid tegen te vroege instemming en te late bedenkingen en in die zin is ze een nobel streven, maar daarom niet minder verraderlijk. Het toevallige neveneffect - de onverstoorbaarheid - is iets wat vaak door ons hedendaagse sceptici vergeten wordt. Niet te snel oordelen is politiek correct (en niet zonder reden), maar het kan op verschillende manieren fout gaan: onze motieven kunnen verkeerd zijn en we kunnen zonder het te beogen terechtkomen in een klassieke onverstoorbaarheid. Oftewel: we kunnen ons oordeel uitstellen omdat we bang zijn te oordelen - bang zijn het bij het verkeerde eind te hebben of bang zijn voor de reactie van anderen op onze standpunten, en we kunnen onbedoeld in ons uitstellen blijven hangen en in een soort onverstoorde, zelfgenoegzame afzijdigheid belanden. Een gebrek aan betrokkenheid maakt het gemakkelijk om dingen langs ons heen te laten gaan en af te zien van inmenging. Het leven voltrekt zich buiten ons om, zo voelt het. Alles wordt bejegend met dezelfde koele blik en de buitenwereld kleurt een monotoon grijs.
Enthousiasme en bevlogenheid leven bij de gratie van een zeker gebrek aan kritisch scepticisme, een gebrek aan de afstandelijkheid die een sceptische houding van ons vraagt. Scepticisme ontaardt als het niet vergezeld gaat van scepticisme ten aanzien van de sceptische houding zelf. Dan worden we dodelijk saaie advocaten van allerlei duivels, maar zijn we bij geen van hen in dienst. We worden onverankerde, onverstoorbare, laffe ledigheid, die zich voordoet als intellectuele oplettendheid. Wanneer we alleen nog maar vlijmscherpe vragen stellen om zelf geen vragen te hoeven beantwoorden - een psychologische truc - dan is de sceptische houding simpelweg een dekmantel voor lafheid en angst. En dat zijn toch geen deugden. Is de meest geoefende en geroutineerde scepticus niet stomweg een angsthaas? Hierop mag de scepticus antwoorden.