Emma Slaats woonde een half jaar in San Francisco en verbaasde zich over de opdringerige veroveringsdrang van Amerikaanse mannen.
Het is donderdagavond en ik zit in een studentencafé in San Francisco, de stad waar ik het komende halfjaar zal wonen. Het is druk in het café, er staat hardrockmuziek aan en er klinkt luid geroezemoes. De ruimte is schemerig, alleen de pinballautomaten in de hoek geven een sterk licht af. Op de muur zie ik de silhouetten van berenkoppen en geweien.
Ik kijk naar mijn twee vriendinnen, die beiden met een jongen staan te praten. Het ziet eruit alsof ze het gezellig hebben. Ik denk aan Nederland en aan mijn vriend. Iedereen hier is op jacht, op zoek naar iemand. Aan de bar staat een jongen met haar dat glimt van de gel, hij kijkt een blond meisje diep in de ogen. Een stelletje in de hoek is aan het zoenen. En achterin het café schudt een meisje in een kort rokje haar heupen op de muziek voor het oog van een groep gretige jongens.
De Amerikaanse jongens die ik hier heb ontmoet zijn één: gentlemen en twee: ervan overtuigd dat ze beter zijn dan je vriendje. Wat betreft punt één: als jongens je hier aanspreken is hun doel niet je te zoenen, mee naar huis te nemen voor een one-night-stand, en je de volgende ochtend nooit meer te bellen. Nee, hier gaat dat anders. Jongens vragen je telefoonnummer om een afspraak te maken voor een kop koffie of een lunch. Kéurig.
Toen Brandon me uitnodigde met hem te lunchen, zei ik: ‘Lijkt me gezellig. Trouwens, ik heb wel een vriend.’ Zijn antwoord: ‘Je vriend is zó ver weg, doe niet zo moeilijk, hij hoeft er toch niet achter te komen?’ Exit Brandon.
Graham wilde koffie met me drinken. ‘Sure, maar ik heb wel een vriend.’ Vervolgens probeerde hij me ervan te overtuigen dat hij veel leuker was. ‘I’m a stand-up comedian’, was zijn argument. Ik denk dat hij een grap maakte, want hij was één van de meest humorloze mensen die ik tot dusver was tegengekomen. ‘Let the American take you out,’ probeerde hij. Toen ik het afsloeg omdat het me bij nader inzien niet zo leuk leek, vroeg hij of hij dan het nummer van een van mijn vriendinnen kon krijgen.
Ooit heb ik een Amerikaanse jongen met schaamte horen toegeven dat hij het gevoel heeft elke Europese jongen te kunnen verslaan als het erop aankomt. Ik vond dit destijds een hilarische uitspraak, maar ik begin te begrijpen dat sommige jongens de wereld echt op zo’n manier bekijken. Het veroveren van een meisje is de opdracht die succesvol moet worden volbracht. In het zo competitieve Amerika is alles een wedstrijd, en succes heb je zelf in de hand. Wat het betreffende meisje ervan vindt doet er niet toe: als man kun je en moet je haar ervan overtuigen dat jij de leukste bent. De hoofdprijs is bewondering. Van haar én van andere mannen. Mijn Europese vriend is dan ook een zwakke tegenstander, een watje, opgegroeid in een land met een functionerend zorgstelsel en een wapenverbod. Een land waar het meest gevaarlijke dier een zeehond is.
Ik vind het beledigend dat het deze mannen niet te doen is om mijn sprankelende persoonlijkheid, maar om hun trofeeënlijst. Als ik aangeef gewoon vriendschappelijk te willen lunchen, sturen ze niks meer terug of proberen ze me om te praten. Shame on you!
Ik vind het een nog grotere belediging dat deze mannen er vanuit gaan dat ik in een relatie zit omdat mijn vriendje dat wil. ‘Hij hoeft er toch niet achter te komen?’ betekent zoveel als: ‘je zit onder de plak bij je Europese boyfriend en ik kom je redden.’ Nee bedankt.
Voor ik weg ging was ik bang razend verliefd te worden op een Amerikaan – inmiddels weet ik dat ik het voorlopig bij Nederlandse jongens hou. Minder macho, en een stuk minder opdringerig. Ik stuurde Maurice en Graham dan ook: ‘I have a boyfriend and you should respect that. By the way, he would beat your ass.’