-Niels reist verkleed als backpacker over de wereld. Voor Hardhoofd houdt hij een wat wazig dagboek bij. Tot nu toe was hij verdwaald op het betoverde eilandje Siquijor in de Filippijnen. Daar komt nu verandering in. Dit is deel 6 van zijn verslag, het vervolg op Coconut Campaign.-
Vraag me niet waarom ik naar Bangkok ga. Waarschijnlijk zou ik dan zeggen: ‘Vraag me niet waarom ik naar Bangkok ga’. Naast me, aan het raam, zit een Filippijnse jongen in zo een pullover waarvan de hals pas bij de navel ophoudt. Het is een sympathieke, opgeruimde jongen uit Manila, die, enigszins misplaatst, Rommel heet. Rommel werkt voor zijn vader, iets met vastgoed. We praten over de politiek. Ik vertrouw hem toe dat ik aan Ding Dong’s campagne heb meegewerkt en Rommel knikt bemoedigend, maar bekent dat hij niet weet wie dat is. Rommel is voor zichzelf begonnen, hij vliegt naar Bangkok voor zaken. Op Siquijor vonden ze het maar niets dat ik naar Bangkok ga. Eigenlijk vind ik het ook maar niets. Bernd vond het al helemaal een slecht idee. Hij zat aan de bar met zijn handen om een biertje gevouwen en schudde verdrietig het hoofd. ‘Thailand is al heel lang niet meer wat het was!’ en iedereen aan de bar was het roerend met hem eens. Ik zei dat ik ook al heel lang niet meer weet wie ik was, maar niemand reageerde erop en ook mijzelf is het niet helemaal duidelijk wat ik daar precies mee wilde zeggen. In Thailand ga ik geheime dingen doen, want mijn weg naar geluk loopt langs een geheim bestaan. Wat dat geheime bestaan precies is, dat moet ik nog uitzoeken. Nu zou ik mij kunnen ontdoen van mijn vermomming als backpacker en Bangkok als sekstoerist kunnen betreden, maar ik ben A: niet oud of dik en B: het ontbreekt mij aan een fatsoenlijke fetisj. De enige fetisj die ik heb is een aanzienlijke interesse in de vrouwelijke bovenarm. Daar heb ik mij kort zorgen over gemaakt, totdat ik de woorden ‘arm’ en ‘fetisj’ door de zoekmachine haalde en door de volgende bekentenis gerust werd gesteld.
‘I have an arm fetisj... ...I don’t think it is a bad fetisj because at least it is something you get to see every day.’
Illustratie: Baukje Stamm
Het is natuurlijk ook een beetje banaal om een geheim bestaan als sekstoerist in Thailand te beginnen. Erg origineel is het niet. Ik zoek een andere vermomming, maar kom er niet uit. Bernd zit overigens gewoon naast me in het vliegtuig, aan het gangpad. Waarom hij me is gevolgd naar het land dat niet meer is wat het was, is me een raadsel. Hij hangt in zijn stoel als een peer met schouders en staart trots naar zijn buik, die bij elke ademhaling het uitklaptafeltje een stukje optilt. Bernd tikt me aan en wijst ernaar, grinnikend: ‘Mijn buikademhaling is perfect’. Ik ken Bernd inmiddels beter dan mij lief is. Zo weet ik bijvoorbeeld precies wanneer hij in zijn neus peutert, ook wanneer ik met mijn rug naar hem toe sta. Dan voel ik, als het ware, hoe hij eerst zijn adem inhoudt en dan het kraakbeen in zijn neus met alle beschikbare vingers te lijf gaat, precies op de hoogte van mijn schouderbladen. Het klinkt alsof iemand in de verte een natte kip ontbeent.
Rommel vraagt wat ik doe. Ik zeg: ‘Ik schrijf een boek’. Ik zeg het bescheiden, want het schrijven van een boek is niet iets om mee te pronken, vooral als je er helemaal niet zeker van bent dat het ooit af komt. Rommel wil weten waarover mijn boek gaat en ik geef hem er een gepast vaag antwoord op. Hij lijkt helaas niet onder de indruk. Volgens mij heeft Rommel veel vrienden die boeken schrijven. ‘Als het niets wordt, dan kan je er altijd een vampier in stoppen’. Daar heeft Rommel natuurlijk gelijk in.
Rommel gelooft in bagels. Hij heeft het plan om een grootschalige bagel-keten in zuidoost-Azië op te zetten. Rommel maakt zich ook grote zorgen over het verschil tussen arm en rijk, wat hem siert, want Rommel is ontzettend rijk. Hij heeft altijd grote moeite gehad met het gat in bagels, dat vindt hij verspilling. Hij zegt: ‘Ik vind de gaten in bagels een typisch voorbeeld van de consumptiemaatschappij’. Het is het uitgangspunt van zijn concept voor de bagel-keten. Als Bernd diep genoeg in slaap is om zich nergens mee te kunnen bemoeien, laat Rommel de ontwerpen zien. Elk restaurant bestaat uit twee verdiepingen. De tweede verdieping is een duur familierestaurant. De bagels op de kaart zijn zó groot, dat een hele familie van één bagel kan eten. Uit een technisch nogal ingewikkeld systeem met onder andere hydraulische pompen valt de bestelde bagel uit een glazen koker op de eettafel. De bagel wordt echter in het geheel gebakken, zonder gat in het midden, zodat de bagel die op de eettafel valt aanvankelijk maar een sandwich is. Op de eettafel zit een draaiknop waarmee bepaald kan worden wat de grootte is van het gat dat uit de bagel gesneden zal worden. Als er eenmaal een grootte is geselecteerd, dan komt er uit hetzelfde ingewikkelde systeem met onder andere hydraulische pompen een rond mes dat van de sandwich een bagel maakt. Het binnenste van de bagel verdwijnt in de eettafel en valt een verdieping lager op een kleiner eettafeltje van een uitzonderlijk goedkoop restaurant. Zo bedient dezelfde bagel twee verschillende restaurants in twee totaal verschillende prijsklassen. De rijke familie op de tweede verdieping bepaalt dus de grootte van de portie van de beduidend armere bezoekers van het restaurant op de eerste verdieping én er wordt niets van de bagel verspilt. In de eerste fase wil Rommel de keten in Hong Kong, Bangkok, Kuala Lumpur, Shanghai en Tokyo uitrollen.
Hij voegt eraan toe dat als dit plan werkt, hij een soortgelijk plan heeft voor een soep-restaurant. Rommel biedt me aan om mee te doen. Hij zegt: ‘I see you believe in bagels too’. Ik geloof ook in bagels, dat heeft Rommel goed gezien. Dankbaar neem ik zijn vermomming aan.
Wordt vervolgd