Mark Bakker vindt de pretentieloze toeristen in We zijn er bijna! verfrissend afsteken bij de ironische reacties erop.
Socioloog Herman Vuijsje schreef vorig weekend in NRC een opiniebijdrage dat het wel meevalt met het racisme in Nederland. Het feit dat Nederlanders van allochtone afkomst zich gediscrimineerd voelen is onderdeel van hun emancipatieproces. Vuijsje vergeleek het met de emancipatie van ouderen die blijkbaar sinds de jaren 80 plaatsvind. Zelf had hij toentertijd een ironisch stuk geschreven wat tot veel negatieve reacties van ouderen leidde. Maar nu de oudjes geëmancipeerd zijn (en Vuijsje zelf binnen de doelgroep valt) gebeurt dit natuurlijk niet meer: “Maar zou ik, zouden wij, ook zo gepikeerd reageren als een stel snotneuzen een ironisch stuk over ‘oudjes’ zou schrijven?” Welnee, dacht Vuijsje, wij zouden er onze schouders over ophalen.
Op de volgende pagina van het NRC stond een ingezonden brief. Een boze brief, naar aanleiding van een ironische recensie over We zijn er bijna!, het tv-programma van omroep MAX over oudere caravantoeristen. Dubbele ironie, zou je kunnen zeggen. Vuijsje had wellicht beter kunnen weten: de partij 50plus bewijst dat het slachtoffergevoel van ouderen nog (of weer?) springlevend is.
“De beelden die ik zag waren veelbelovend. Een hele fles ketchup die in een sauspan leeggespoten wordt.”
Ik besloot zelf eens naar We zijn er bijna! te gaan kijken. De beelden die ik zag waren veelbelovend. Vrouwen in de zestig die driftig de buitenkant van de caravan poetsen. Een hele fles ketchup die in een sauspan leeggespoten wordt. Een hoog Man Bijt Hond-gehalte. Ik vond het merendeels lieve mensen, toeristen, zoals je ze vaker op de camping tegenkomt.
De brievenschrijver viel er vooral over dat de recensent zich laatdunkend uitliet over het opleidingsniveau van de caravantoeristen. Wat ik opvallender vond is de recensiepassage waarin gesuggereerd wordt dat de caravantoerist niet geïnteresseerd is in de lokale bevolking. In een eerdere recensie in de Volkskrant werd een slechte beheersing van de Spaanse taal en een desinteresse in schilderkunst geconstateerd.
Wat hieraan ten grondslag lijkt te liggen is een waardeoordeel over vakanties. Je kunt op een goede en een foute manier op vakantie gaan. De foute manier noemen we toerisme, de goede manier noemen we reizen. De reiziger probeert zoveel mogelijk te integreren in het gastland en is op zoek naar authenticiteit. Het ergste wat hem kan overkomen is andere Nederlanders tegenkomen. De caravantoeristen uit het tv-programma zijn precies die mensen die de queeste naar authentieke ervaringen verstoren.
“De reizende toerist is niet heel anders dan de vakantieganger. Een backpack is niet beter dan een rolkoffer.”
Maar de ‘reizende’ toerist is niet heel anders dan de vakantieganger. En voor de locals is ook een backpack niet beter dan een rolkoffer. Zolang de bezoekers geld uitgeven en niet te veel overlast veroorzaken is het goed. Eigenlijk zijn de vakantiegangers van We zijn er bijna! ideaal: ze stoppen wat geld in de lokale economie, lopen een rondje langs wat bezienswaardigheden en gaan terug naar de camping om te klaverjassen. Geen pretenties om meer te zijn dan een simpele, burgerlijke toerist. Authentieke mensen die gewoon een fijne vakantie willen.
Over het commentaar van journalisten op het programma zegt Elma Drayer terecht dat het doel vooral is om over te brengen dat ‘de scribent zelve uit héél ander hout is gesneden’. Voor veel mensen is burgerlijkheid een grote angst. Je moet laten zien dat je erboven staat. Zowel de recensent van de Volkskrant als het NRC refereert aan het tv-programma de Hokjesman. Dat is niet voor niets. Alles is beter als er een VPRO-logo in de bovenhoek van de tv staat, het keurmerk van goede smaak. En mensen met goede smaak hebben als geen ander het voorrecht om ironisch te doen en anderen met dedain te benaderen. Gelukkig begint Zomergasten dit weekend weer. Eens zien of we daarover onze schouders zullen ophalen.