In Re: kijkt hard//hoofd van een afstandje naar actuele zaken. Op 23 maart 2014 overleed Holocaust-overlevende Regine Beer. Joyce denkt terug aan de pogingen die zij (samen met Maartje) deed om deze bijzondere vrouw te interviewen.
“Mag ik u iets vragen? Heeft u weleens last van stress?” Eigenlijk had ik de moed al opgegeven. Dit was het laatste bejaardentehuis van die dag. Ik zou een filmpje maken voor de drukke week, Maartje had er al een gemaakt met kinderen: “Heb je weleens last van stress?”, vroeg ze hen. Het resultaat was ontroerend en grappig.
Kinderen en bejaarden, de een nog niet echt mens, de ander mens voorbij: naïeve wezens die vertedering oproepen. Succes gegarandeerd. Dacht ik.
De ouderen wilden alleen niet meewerken. “Nee hoor”, zeiden ze stuk voor stuk heel opgewekt, “natuurlijk heb ik geen stress. Ik ben al jaren met pensioen. Ik krijg hier lekker eten. Wat tv kijken. Stress? Welnee.”
Ik besloot het nog één keer te vragen: “Heeft u weleens stress?” Ze droeg een blits trainingspak: roze, bezaaid met fonkelende bling. Ze liep zo krom dat, als je haar plat uitgestrekt op de grond zou meten, ze dubbel zo lang zou kunnen blijken. Ze bewoog zich voort met een rollator. Traag. Heel traag. Ze had mijn vraag niet gehoord, maar keek naar me op en glimlachte. “Zou u mij even kunnen helpen?”, vroeg ze.
Niet veel later waren we in de wc: zij zat erop, ik hield de wacht aan de deur. We keuvelden wat. Ik verwachtte ieder moment dat ze zou vragen of ik lipstick of kauwgom bij me had, dat we zouden klagen over onze puistjes, of dat we samen, giechelend van spanning, een sigaretje zouden opsteken.
Ik wikkelde het toiletpapier waar ze om gevraagd had een paar keer om mijn hand – een snelle, routineuze beweging – en gaf dat aan haar. Ze kon niet én evenwicht houden én zich bezighouden met het toiletpapier, dat begreep ik ook. Bij de aanblik van de enorme bal papier die ik ervan gemaakt had, trok ze een wenkbrauw op: “Ik gebruik altijd maar één velletje”, zei ze.
Toen we de gang opliepen, stopte ze om haar mouw op te stropen: “Kijk, het nummer dat ze in mijn arm getatoeëerd hebben: A 5148. Als ik doodga, wil ik dat ze dat eruit snijden, en op een of andere manier bewaren. Als bewijs dat het echt gebeurd is.”
Heeft u weleens last van stress, had ik gevraagd.
Ze droeg een roze trainingspak. Ze schuifelde met haar rollator door de gang. Ze had een tatoeage van Auschwitz op haar arm. Ze gebruikt maar één velletje wc-papier. Ze vroeg of ik een koekje wilde. Een biertje dan? Zelf had ze ook wel trek. Ze zei: “Bij de bevrijding woog ik nog 31 kilo.” En: “Ik wil honderd jaar worden, ik leef graag.”
--
Regine Beer werd tijdens de Tweede Wereldoorlog gedeporteerd naar het uitroeiingskamp van Auschwitz-Birkenau. Zij overleefde en keerde in 1945 terug naar Antwerpen. Een groot deel van haar leven heeft ze gezwegen, maar toen ze besloot te praten, heeft ze er haar missie van gemaakt om jongeren te waarschuwen voor de gevaren van haat. Meer dan 2.000 scholen heeft ze bezocht. Afgelopen zondag, 23 maart, stierf ze in Antwerpen. Het interview dat Maartje en ik een maand geleden van haar afnamen, vonden we niet geschikt voor publicatie, wegens de verwarde staat waarin Regine Beer zich bevond, maar het kan ook aan onze verwarrende vragen gelegen hebben. Uiteindelijk hebben we toch een mooi fragment gevonden dat je hierboven kunt bekijken.