In Re: kijkt hard//hoofd van een afstandje naar de actualiteit. Vandaag Roman Helinski die stilstaat bij het werk van de vorige week overleden Gabriel García Márquez.
Op mijn achttiende verjaardag gaf een kennis van mijn vader mij een lijst met tweeëntwintig volgens hem belangrijke literaire werken. Tussen onder andere Bekentenissen van Zeno (Szevo), Honger (Hamsun), De dood van Ivan Iljitsj (Tolstoj) en de Caïro-trilogie (Mahfuz) stonden drie werken van Gabriel Garcia Márquez: De kolonel krijgt nooit post, Kroniek van een aangekondigde dood en Honderd jaar eenzaamheid. Ik begon met de laatste, aangetrokken door de schaamteloos pompeuze titel. Ik raakte niet voorbij pagina honderd. Te hermetisch, elk woord leek ertoe te doen. Ik wist me daar geen raad mee en legde het weg, maar ik vergat de beelden die door het boek aan mij waren getoond niet. De stoet zigeuners die met veel tamtam het dorp binnenrijdt, de arme ziel die na te zijn vermoord als een ongenode gast zijn intrek in het huis van de familie Buendía neemt, en de machtige stamvader die als een ezel met een touw om zijn nek aan de amandelboom in de familiare tuin wordt vastgebonden.
Een paar weken later waagde ik me aan De kolonel krijgt nooit post. Een eenvoudig, kaal werkje dat barst van de sterke beelden en mooie zinnen. Het verhaal is natuurlijk geschreven en wars van pretenties. Diezelfde week nog las ik Kroniek van een aangekondigde dood. Een schitterend boek. In een analyse van de novelle (ondertussen was ik literair nieuwsgierig geworden) werd gesproken over Márquez’ literaire spielerei: openen met de mededeling dat hoofdpersonage Santiago Nasar later op de dag zal worden vermoord. Ondanks deze brutale moord, op de spanningsboog welteverstaan, volgt een fonkelend verhaal. In een journalistieke stijl, weer heel anders dan voorgaande boeken – in deze kwalitatief hoogstaande diversiteit toont Márquez zijn meesterschap. Laat de continue vernieuwing waartoe hij zichzelf dwong als voorbeeld dienen voor moderne schrijvers, want in deze vernieuwing schuilt volgens mij ten deele het bestaansrecht van literatuur.
Illustratie: Floris Solleveld.
Honderd jaar eenzaamheid klonk inmiddels een stuk minder pompeus. Ik hervatte het lezen en al snel voerde Márquez me opnieuw langs het galjoen dat aan wordt getroffen in het oerwoud, langs de bloeiende amandelbomen. Ik las over de beeldschone Remedios, over de zeventien zonen met het kruisje op het voorhoofd, over de maanden vol mythische regenval en over de Arcadia Buendía die een rode doek om het hoofd knoopt en met de zigeuners vertrekt. Honderd jaar eenzaamheid bleek het mooiste boek dat ik ooit las en dat is het nog steeds. Om (klassieke) muziek had ik nooit veel gegeven, in kunstmusea sloeg de verveling altijd snel toe, maar nu had ik iets gevonden dat me werkelijk ontroerde. Humaan, vol kleur. Nog talloze keren heb ik de roman (is het eigenlijk wel een roman?) herlezen. Ik heb de gewoonte mijn vergeelde exemplaar mee te brengen op reizen. In de schaduw van de piramide van Cheops las ik over de gele vlinders die de fijnbesnaarde Mauricio Babilonia overal waar hij gaat volgen.
Hoewel er in zijn boeken veel meer gewicht zit dan de schrijver zelf ooit heeft willen toegeven, herinner ik me zijn werk vooral vanwege de eerlijke, natuurlijke volheid ervan, de liefde voor de mensen en hun verhalen.
Inmiddels heb ik zowat alle boeken van Márquez gelezen en ondanks de duizelingwekkende kracht van Honderd jaar eenzaamheid, komt het mooiste beeld dat ik me van hem herinner uit het korte verhaal 'De heilige'. Hierin trekt een vader met het gewichtloze lichaam van zijn jaren daarvoor overleden dochtertje naar Rome om de paus het wonder dat is geschied te laten zien, in de hoop hem een heiligverklaring te ontlokken. Het lukt de vader maar niet om de paus te ontmoeten. Hij gaat in een pension in een Roomse volkswijk wonen en torst jarenlang zijn dochtertje in de zware doodskist met zich mee. Niet het dochtertje blijkt de heilige, maar de vader die onverzettelijk en vol goed geloof een verwoede strijd heeft gevoerd voor haar heiligheid. In het pension woont ook een middelmatige tenor die elke morgen met open raam zijn liefdesaria’s oefent. Zijn gezang wordt beantwoord door het gebrul van de leeuw in de dierentuin even verderop, tot de morgen waarop een zuivere sopraan de tenor antwoordt. Een duet volgt en de omwonenden zetten de ramen open om "hun huizen met de stortvloed van die onweerstaanbare liefde te wijden". De dame blijkt de bekende sopraan Maria Caniglia te zijn. In één alinea schetst de schrijver een wereld vol goedheid en geluk. Wij lezers van Márquez, zijn als de omwonenden op die gedenkwaardige morgen in Rome.
Deze gastbijdrage werd geschreven door Roman Helinski. Hij debuteerde onlangs met het Bloemkool uit Tsjernobyl.