In Re: kijkt hard//hoofd van een afstandje naar actuele zaken. Ditmaal gaat het over Algemeen Nederlands, Algemeen Vlaams en alles daar tussenin.
De kwestie van het Algemeen Nederlands (AN) – of zo’n standaardtaal nu een achterhaald idee is of niet en vooral wanneer dit gebruikt dient te worden – blijft de gemoederen bezighouden in Vlaanderen. Zo slaakte de Actiegroep Nederlands, opgericht door enkele vooraanstaande Vlaamse intellectuelen en een tweetal Nederlanders, onlangs een wanhoopskreet omwille van de weelderig tierende tussentaal op televisie.
Ik heb wel begrip voor de eis om vooral niet te tornen aan het gebruik van het (AN) in officiële functies zoals onderwijs en politiek. Toegegeven, ik ben zo’n persoon die ervan houdt om anderen hun dt-fouten te verbeteren en die het Algemeen Beschaafd Nederlands, zoals dat vroeger zo mooi heette (waarom ze besloten ‘beschaafd’ te schrappen begrijp ik nog steeds niet), stiekem best sexy vindt. Maar of het echt zo erg is wanneer televisiekok Jeroen Meeus tijdens het bereiden van enkele gehaktballen wel eens uitspraken doet in de trant van “als ge da nie vindt, kunde da recept ook maken mè ne Poolse worst, dus gene paniek”? Nou, nee. Dialect voegt juist wat couleur locale toe en dat werkt in zo’n programma.
Dat authenticiteit in de vorm van een sappig dialect verkoopt, stelde ik onlangs weer vast toen ik Jules Deelder en Tom Lanoye samen op de planken zag staan. Terwijl Lanoye in het begin van de voorstelling nog verzocht een soort van AN (inclusief rare, uiterst on-Belgische harde “g”) aan te houden, ging Deelder voluit voor het plat Rotterdams. Als hij ging ratelen viel er voor mij geen touw aan vast te knopen, maar dat gaf ook niet. Ik vond het wel amusant. Evenals de rest van het publiek, zo getuigde de rij die zich na de voorstelling voor Deelder schaarde om een handtekening te bekomen. Aan Lanoye’s tafeltje bleef het erg rustig. Hij mompelde dat ie maar alvast bier ging drinken en maakte zich snel uit de voeten. Een Vlaming die iets te hard zijn best doet om Algemeen Nederlands te spreken maakt zichzelf niet erg populair bij de Vlaming.
Zelf spreek ik een soort Belgisch Nederlands waarvan je zou kunnen stellen dat het in de buurt komt van het AN. De laatste tijd kreeg ik dan ook van menig Antwerpenaar de vraag waar ik nu eigenlijk vandaan kwam, uit Holland misschien?
Toen kwam het besef dat mijn taalgebruik inderdaad een langzame maar zekere mutatie aan het ondergaan was. Het zit namelijk zo: het voorbije half jaar voltrok zich een heuse invasie der Nederlanden in mijn leven. Deze Nederlandse overrompeling begon toen ik besloot in Antwerpen samen te hokken met een paar ‘ollanders’ (topexemplaren overigens) om de huurkosten te drukken; ook Belgen betalen graag niet teveel als het even kan. Vervolgens belandde ik met enige regelmaat op huisfeestjes waar ik behoorde tot de Belgische minderheid van 2 procent, ging ik met veel plezier boterhammen met pindakaas en komkommer eten en uiteindelijk kwam dus de onvermijdelijke aanpassing van mijn zinsconstructies en woordkeuze.
Maar ondanks het veralgemeennederlandiseren van mijn taalgebruik krijg ik dus toch vaak de opmerking een bizar accent te hebben; terwijl ik net dacht dat ik door die Nederlandse invloed netter was gaan praten. Zou ik dan klinken zoals Tom Lanoye wanneer die zijn stijve standaardtaal bovenhaalt op het podium? Marc Reugebrink legt de vinger op de zere plek wanneer hij opmerkt dat het AN toch vooral het alleenrecht van de Hollander blijft. Het klopt inderdaad dat veel woorden die typisch zijn voor het Nederlands dat in België gesproken wordt officieel niet tot het AN behoren. Reugebrinks voorstel voor een Algemeen Belgisch Nederlands klinkt dan eigenlijk zo gek nog niet.
Het voornaamste lijkt me namelijk dat Nederlanders en Belgen elkaar blijven verstaan, daar dient standaardtaal uiteindelijk toch voor? Het zou dan ook mooi zijn als deze standaardtaal een AN is waarin zowel Nederlanders al Belgen zich kunnen herkennen. Een verruiming van het AN met enkele Belgische Nederlandse woorden en uitdrukkingen lijkt me dan ook de perfecte oplossing voor alle Vlaamse taalpuristen die wakker liggen van de woekerende tussentaal.
Zelf doe dus ik m’n uiterste best om me hier - in Antwerpen, nota bene - aan te passen aan mijn Nederlandse vrienden. Je hoort me er verder ook niet over klagen. Mijn woordenschat is ontzettend verruimd (Kansloos! Tosti? Nou...) en mijn gebruik van grammaticaal inconsistente uitdrukkingen (zoals de onnodige verdubbeling van het werkwoord ‘gaan’, als in: “Ik ga gaan. Ga jij gaan?”) wordt binnen de perken gehouden. Maar ik blijf dit alles nog steeds combineren met mijn geliefkoosde stopwoord “Allez!”. En dat kan; zij begrijpen mij en ik begrijp hen. Prima.