-Deze week schreef Kasper van Royen een uitgebreide brief aan Philip, waarin hij het uitgangspunt van diens column ((het gebrek aan) twintigers in de media) bekritiseerde. Dit is zijn antwoord.-
Ha die Kasper,
Dank voor je brief.
Het klopt inderdaad dat ik “gelijkheid” van de jongere in de media voorsta. Dat doe ik, omdat ik gelijkheid (en gelijkheid van vertegenwoordiging) belangrijk vind voor onze democratie.
Jouw vraag is echter: wie is die “jongere” dan? En meteen daar al sla je de spijker op zijn kop. Inderdaad: wie is die jongere? Als je binnen de reguliere media weinig tot niet in de gelegenheid wordt gesteld je als jongere bekend te maken, of in ieder geval niet anders dan door je ballen aan elkaar te nieten (zoals jij terecht zegt), dan blijft de hamvraag bestaan: wie zijn die jongeren dan? Mensen die worden ingedeeld op hun leeftijd?
Vervolgens doe jij je best mij (en jezelf) er van te overtuigen dat er jongeren zijn – jijzelf, bijvoorbeeld – die dat helemaal niet willen, op basis van hun leeftijd worden ingedeeld. Die zichzelf “anders” vinden dan de ballennieters. Dat is, wat dramatisch gesteld, ook wat ik probeer te doen: tonen dat onze generatie meer te zeggen heeft dan de slappe lach die aan elkaar geniete ballen teweegbrengt.
We liggen dus niet zo ver uit elkaar.
Want Kasper, jij bent een jongere, net als ik dat ben, of je het nu wilt of niet. En dat gegeven brengt allerlei overeenkomsten met zich mee. Niet alleen in onze opvoeding, opleiding en gedeeld historisch bewustzijn (besef jij dat Geert Wilders net zo oud was als wij nu toen de Muur viel? Dat hij dus heeft “geleerd” in wij/zij-tegenstellingen en angstbeelden te denken? Terwijl wij ons die Muur niet eens kunnen herinneren?).
Illustratie: Floris Solleveld
En we delen niet alleen onze geschiedenis, maar ook in onze toekomst(verwachtingen): wíj moeten doorwerken tot ons 67ste, wíj moeten nadenken in wat voor een wereld wij ons gaan voortbewegen, een wereld waarin meer mensen dan ooit bestaan en nu al 1 op de 6 van hen honger lijdt, maar hebben daar naar mijn smaak wel heel weinig over te zeggen.
Jongeren delen zorgen (en lasten) over de studiefinanciering (nou ja, wij nu net niet meer) en het betaalbaar houden van zorg, en zo voorts en zo verder, en moeten daar wel aan meebetalen, maar mogen er niet over meepraten. Dat je al die overeenkomsten tussen ons niet erkent, vind ik eerlijk gezegd wat kortzichtig. Maar dat je die afwezigheid van inspraak niet erg vindt, dat vind ik veel erger.
Kasper, dat je onze verschillen benadrukt, dat prijs ik. Ik heb ook nergens beweerd dat “de jongere” één persoon is, of één stem kent. Ik zeg enkel dat ik niet één jongerenstem terughoor als het over bovenstaande zaken gaat. En dat ik dat erg vind. Jij vindt dat niet.
Dat zal te maken hebben met jouw laatste punt: autoriteit door leeftijd. Jij vindt dat oude rotten ‘meer’ recht hebben op mediatijd dan jongeren, omdat ze ‘meer verhalen te vertellen hebben’. Als voorbeeld draag je Matthijs van Nieuwkerk aan: je vindt hem goed in wat hij doet omdat hij niet ‘de jongste is’. Maar ik vind Matthijs goed door zijn kwaliteiten als presentator: scherp, to the point, aimabel. Met zijn leeftijd heeft dat weinig te maken. Wist je dat Matthijs de jongste hoofdredacteur ooit was van het Parool? Die kwaliteiten heeft hij waarschijnlijk dus al langer ook.
Vervolgens spreek je jezelf tegen. Je stelt: ‘Er is geen principieel verschil tussen de twintiger en de veertiger en de zestiger; we zitten met z’n allen aan de grote mensentafel. Maar daar geldt wel dat de oudste aan het hoofd zit, die heeft immers de meeste verhalen te vertellen.’ Het lijkt me dat jij dus wél een wezenlijk verschil ziet tussen de generaties: hoe ouder, hoe meer je te vertellen hebt, en hoe meer je dus aan het woord moet zijn.
Kasper, dat argument, autoriteit door leeftijd, geloof ik niet. Net zo min als ik in oververtegenwoordiging door leeftijd geloof. Ik heb in eerder stukken geprobeerd uit te leggen waarom ik daar niet in geloof, maar dat is dus niet gelukt. Hopelijk begrijp je me nu wat beter.
Tot slot: jij stelt dat het lezen van Henk Hofland je als jongere iets kan bijbrengen. Ik geloof dat het omgekeerde ook waar is, zolang die jongere maar de kwaliteiten heeft die voor elke columnist moeten gelden: scherp, duidelijk, to the point, en openstaand voor andere geluiden en meningen dan de zijne.
Hartelijke groet,
Philip