Het schijnt dat sommige landen overwegen om bij modefoto’s ongeveer dezelfde waarschuwingslabels te plaatsen als op sigarettenpakjes. Onder de foto van een hologig model komt dan te staan: ‘This image has been digitally modified. Please don’t try this at home.’, of zo stel ik me dat voor.
Carmen Electra gefotoshopt in de Spaanse Maxim.
Er is veel kritiek op de mode en –entertainmentindustrie, die de beïnvloedbare jeugd bombardeert met billboards en commercials waarin digitale supermensen figureren van wie niet alleen wat eventuele pukkeltjes zijn weggeshopt, maar doorgaans ook de laatste lichaamsrondingen die ze nog bezaten. Men is zeer verontwaardigd over de ‘schadelijkheid’ van bewerkte foto’s zoals bovenstaande van Carmen Electra, die bij jonge meisjes tot onzekerheid en eetstoornissen zouden leiden. Wat naar mijn mening ook doorklinkt in deze verontwaardiging is een onuitroeibare mythe die al bijna net zolang bestaat als de fotografie zelf, en waar al net zo lang misbruik van wordt gemaakt: dat een foto een document is dat de werkelijkheid vastlegt.
Een voorbeeld van het heilige geloof in deze mythe is de fotoserie die op grote schaal werd verspreid na het bloedige neerslaan van de Parijse opstand in 1871. Deze foto’s toonden de wandaden van de communards, maar waren na de opstand geënsceneerd: alleen gezichten waren afkomstig uit echte foto’s, de rest was erbij geknipt, geplakt en zelfs getekend.
Een tweede voorbeeld, waar het Metropolitan Museum of Art in 2005 een expositie aan wijdde, is de geestenfoto. Immens populair in het laatste kwart van de negentiende eeuw waren de portretfoto’s, cartes-de-visite, die men voor een relatief laag bedrag kon laten maken bij een fotograaf die tevens medium was. De sitter liet zich vastleggen in een fotostudio, en ontving daarna een afdruk waar niet alleen hijzelf op te zien was maar ook een wazige figuur die naast of achter hem stond. Talloos zijn de verklaringen van mensen die in deze extra figuur een overleden familielid of geliefde herkenden; het beroemdste voorbeeld is Mary Lincoln, die zich rond 1870 liet fotograferen met de geest van haar vermoorde echtgenoot: president Abraham Lincoln. (De foto’s werden geproduceerd met een grote variatie aan vervalsingstechnieken, er werden bijvoorbeeld voorbehandelde glasnegatieven gebruikt.)
'Geesten' op de gevoelige plaat vastgelegd.
Maar occulte – of geestenfotografie beperkte zich niet alleen tot portretfoto’s. Het spiritisme had zich in de Verenigde Staten en Europa sterk ontwikkeld, en spiritistische mediums genoten veel aanzien. Niet toevallig waren dit vaak aantrekkelijke jonge vrouwen met een zeker dramatisch talent, die drukbezochte séances hielden waarbij geesten werden opgeroepen maar bijvoorbeeld ook aan levitatie werd gedaan. Fotografie werd gebruikt als promotiemiddel; de mediums verspreidden bijvoorbeeld foto’s van zichzelf waarop ze waren afgebeeld met een geest die ze hadden ‘gematerialiseerd’. Ze lieten zich vastleggen in geëxalteerde poses, geflankeerd door een decoratieve gestalte in wapperend gewaad. De foto’s hebben vaak iets romantisch en verontrustends tegelijk, wat ze zeer boeiend maakt. Het zijn voor mij ook beelden van jonge vrouwen die in de repressieve negentiende-eeuwse maatschappij hun lot in eigen hand hadden genomen. Daarbij maakten ze natuurlijk schaamteloos gebruik van manipulatie, bedrog en de goedgelovigheid van mensen die op zoek waren naar zingeving, en was fotografie een dankbaar hulpmiddel. Zelfs wetenschappers hielden zich in deze periode serieus bezig met spiritisme, en gebruikten fotografie vaak als onderzoeksmethode.
Hoewel spiritisme nu als een bijna vergeten, enigszins bizarre episode uit de westerse geloofsgeschiedenis wordt gezien, begint men wel de waarde in te zien van deze fotografische documenten. De Metropolitan-expositie “Photography and the Occult” in 2005 toonde 120 foto’s uit een pas aangekochte collectie, en resulteerde in een prachtig vormgegeven catalogus.
Man wordt omringd door zijn overleden geliefden.
Bestaat er een analogie tussen de romantische negentiende-eeuwse geestenfoto’s en de digitaal nóg dunner gemaakte fotomodellen in tijdschriften, die ons dagelijks willen overhalen tot het aanschaffen van haute-couture, parfum, of een Tommy Hilfiger-spijkerbroek? In de beginjaren van de fotografie werd ook al op grote schaal aan foto’s gesleuteld, met als doel een mooier beeld geven van de werkelijkheid, of het door middel van manipulatie aantonen van een ‘andere werkelijkheid’. Maxim en andere magazines houden met hun eenentwintigste-eeuwse ‘andere werkelijkheid’ van perfecte lichamen slechts de goede oude mythe in stand: dat een foto de waarheid toont. En dat die perfectie binnen handbereik is, wanneer je maar naar de winkel gaat voor… et cetera.
Of het nu gaat om zogenaamde geesten of de perfecte vrouw met ‘size zero’: het is belangrijk om altijd te beseffen dat het niet kan. Maar het kan wel prachtige beelden opleveren, zoals de bijzondere collectie van het Metropolitan Museum. Zouden er over honderdtwintig jaar tentoonstellingen zijn van Vogue-covers, waar iedereen dan bevreemd naar staat te kijken: geloofden ze dat?
De New York Times noemde de foto’s van geesten: ‘spooky, beautiful, disturbing and hilarious.’ En wat wellicht een betere samenvatting is van hetgeen dat in de kern van de fotografie besloten ligt, ook in het kader van de huidige Photoshop-beelden: ‘by and large, the visual records of decades of fraud, cons, flimflam and gullibillity.’