Het continent Afrika ontwikkelt zich op een andere manier dan je denkt. Via een Irakese theaterregisseur, een fictieve documentaire over een Fransman in Ivoorkust en vijftig portretten van Marlene Dumas herziet Roos haar westerse blik.
Volgens Achille Mbembe, politicoloog en filosoof uit Kameroen, springt Afrika door internetverbinding razendsnel door ontwikkelingen die andere continenten en samenlevingen langzamer hebben ondergaan. “You don’t need to go through the various steps known earlier on.” Hij komt aan het woord in de documentaire Acces to Africa van VPRO’s Tegenlicht. Het valt me dan pas op dat de titel van de documentaire 'Acces to Africa' heet en niet 'Acces for Africa; dat het niet alleen gaat over de toegang tot internet voor Afrika maar net zo goed over de toegang voor het Westen tot een zich snel ontwikkelend continent. Niet als hulpbehoevende maar als medegebruiker van de wereldse welvaart. Internetverbinding is geen project van ontwikkelingssamenwerking, het is geen gift van het Westen aan de wereld. Het is er en het verspreidt zich elke seconde over de gehele planeet. De vraag is: hoe kan het Westen de wereld werkelijk delen met de hele wereld? Met landen en mensen uit landen die het Westen lange tijd niet als volwaardige landen en mensen heeft beschouwd en waarvan nog altijd het beeld lijkt te bestaan dat ze zich moeten en zullen ontwikkelen zoals het Westen dat al eerder deed?
Een oude schildpad
Twee jaar geleden schreef ik een stuk naar aanleiding van verschillende voorstellingen en een film over over de blanke blik op en aanwezigheid in Afrika. Ik wilde niet geloven dat Europa en Afrika gedoemd zijn lijnrecht tegenover elkaar te staan. Ik vroeg me hardop af hoe ik, als toeschouwer en schrijver en voorbij het beeld van een mythische continent kunnen kijken. Hoe kunnen we met een hedendaagse blik naar de wereld kijken, zonder een goedbedoeld maar toch neerbuigend exotisme? Het was niet moeilijk om cynisch te worden. Inmiddels denk ik dat het besef dat we leven in een wereld waarin het westen niet verder is dan andere werelddelen en ook nauwelijks nog blank te noemen is, steeds dieper doordringt.
Het Westen moet Afrika bijbenen, niet andersom, zei Achille Mbembe vorig jaar in een interview. Hij verwees naar het uitgebreide onderzoek van architect Rem Koolhaas twintig jaar geleden naar de stedelijke ontwikkeling van onder meer Lagos, met inmiddels 13,4 miljoen inwoners de grootste stad van Nigeria. Het verkeer en de bouw van Lagos - dat vanuit westerse ogen volstrekt chaotisch en inefficiënt leek - had een eigen logica.
Ander voorbeeld. David van Reybroeck eindigt zijn geschiedenis van Congo niet in België maar in het vliegtuig van China naar Centraal-Afrika. Hij beschrijft de mensen die hij op het vliegveld ziet, waaronder twee Afrikaanse vrouwen met blonde pruiken en westerse toeristen met houten giraffe als souvenir onder de arm. “Ik had het gevoel dat me de afgelopen dagen een blik in het derde millenium was vergund en dat ik nu bruusk werd teruggesmeten in de vorige eeuw, de eeuw waarin Europeanen houten giraffen kochten in Afrika.”
Twintig jaar nadat Toni Morrison de Nobelprijs voor de Literatuur kreeg, heeft het blanke Westen nog altijd geen manier gevonden om met het niet-blanke om te gaan, schrijft de redactie van rekto:verso in het themanummer Het witte Westen in een nieuwe wereld. “De crisis waarin de Verenigde Staten en Europa zich verzeild voelen, wordt zelden in verband gebracht met een koppig vasthouden aan de absoluutheid van het eigen normenstelsel.”
Het is duidelijk dat er inmiddels ook van het Westen zelf wordt gezocht naar termen en manieren van doen om aan de oude gewoonten en denkpatronen te ontsnappen. Toch, dat het hier nog altijd niet vreemd is om in termen van westers en niet-westers denken, van folk en wereldmuziek, is een combinatie van traagheid, luiheid en onwetendheid. Dan doet Europa me denken aan een oude schildpad, een dier uit een ander tijdperk dat niet slecht is maar vooral te traag is om de ontwikkelingen te kunnen volgen.
Dunne grenzen
Volgens Achille Mbembe is de rol van kunst cruciaal om de herhaling van dezelfde, oude denkbeelden te doorbreken. “Ik geloof niet dat de kracht van kunst om nieuwe verbeeldingen vorm te geven al is uitgeput. Misschien is die elders uitgeput, maar zeker niet op het Afrikaanse continent. De kracht van kunst in de context van Afrika is ons te tonen dat de dingen niet moeten zijn zoals ze zijn, dat ze anders kunnen. Hoe kunnen we op nieuwe manieren interpreteren wat we meemaken? Ik zie niets anders dat zo’n kracht heeft." Die kracht van kunst is minstens net zo nodig en voelbaar op het Europese continent. Als er iemand nieuwe manieren van interpreteren nodig heeft, is het wel de schildpad die denkt dat -ie het niet meer nodig heeft, of dat alles al gedaan is.
Vorige maand ging in het Antwerpse Toneelhuis de voorstelling Othello in première, geregisseerd door de Irakese regisseur Mokhallad Rasem. In het originele stuk van Shakespeare is de Moorse legeraanvoerder Othello getrouwd met Desdemona, een Venetiaanse van hoge komaf. Zijn onderofficier Jago - gevoed door afgunst, jaloezie en vreemdelingenhaat - overtuigt Othello, met een zakzoek als bewijs, dat Desdemona hem ontrouw is geweest. Jago zet de hoofdfiguur daarmee aan tot moord. In zijn theatervoorstellingen creëert Rasem een podium waar hij verschillende culturen en achtergronden naast elkaar te zet, met elkaar laat botsen en (soms) met elkaar verenigt. Zijn Othello is een montagevoorstelling waarin Desdemona wordt gespeeld door een actrice van Congolese afkomst; waarin de zakdoek is vervangen door een paspoort, waarin een Portugese fado wordt afgewisseld met een Malinees lied en een Palestijnse zangeres; waarin stille personage Desdemona, die alle vooroordelen en over zich heen laat komen, aan het einde terugslaat met een gedicht van de Amerikaanse dichteres en activiste June Jordan. Het wantrouwen en de angst voor het vreemde uit het originele stuk staan centraal, en fragmenten uit Shakespeare tekst wordt gecombineerd met andere toneelteksten, muziek en geprojecteerde beelden. Door specifieke verwijzingen naar plaatsen of historische gebeurtenissen weg te laten ontstijgen zijn voorstellingen een indeling in westers of niet-westers. Interessanter dan een een confrontatie met een koloniaal verleden is voor Mokhallad Rasem de combinatie van verschillende verhalen. Wat zegt het beeld van een donkere vrouw, vernederd door een blanke man wanneer het wordt gecombineerd met een Arabisch lied over geduld? Door de afkomst van "de vreemdeling" niet specifiek te maken, door niet te kiezen tussen een Arabisch, Afrikaans of Europees perspectief, is de westerse toeschouwer genoodzaakt verder te kijken dan de confrontatie tussen zwart en wit, tussen Afrika en Europa.
De dunne grens tussen een westers en niet-westers, tussen Afrikaans, Europees of werelds is ook zichtbaar in de net uitgebrachte film N - the Madness of Reason. De film van de Belgische filmmaker Peter Krüger, met tekst geschreven door de Nigeriaanse schrijver Ben Okri, vertrekt vanuit het waargebeurde verhaal van Raymond Borremans, een Franse avonturier en muzikant die na de Eerste Wereldoorlog gedesillusioneerd naar West-Afrika reisde. Borremans belandde in Ivoorkust en wijdde zijn verdere leven aan het schrijven van een encyclopedie van het continent. Toen hij aan de letter 'N' aanbeland was, overleed hij, en dat is het punt waar deze film begint. Door de ogen van dit personage kijkt de toeschouwer naar het hedendaags leven in Afrika: een markt, een grensovergang, gewapende mannen op fietsen, een zingende vrouw, een kind op school, een tuin, een mobiele bioscoop. De camera dwaalt als een nieuwsgierige en onrustige geest over het land. Doordat lineariteit van een verhaal is losgelaten en het verschil tussen fictie en documentaire langzamerhand irrelevant wordt zorgt de film voor een andere kijkhouding. “Wanneer je stopt de dingen te definiëren, kan je de wereld zien zoals ze is”, zegt een vrouw tegen de dwalende geest. Je kan ook anders kijken, en sommige dingen vallen niet te categoriseren.
Wereldwijde blik
De kracht van kunst is niet alleen de confrontatie maar vooral ook de creatie van een ander beeld, een nieuwe blik, op een onverwachte manier. Dat besef kwam uiteindelijk niet door Othello of N, the madness of reason maar door een werk van Marlene Dumas. Op de expositie 'The Image as Burden' stond ik plots oog in oog met tientallen kleine portretten, met tientallen mensen die soms uit maar drie strepen inkt bestonden, maar allemaal even kwetsbaar waren. Black Drawings (1991 - 1992), inkt op papier en leisteen, 297 x 333 cm. Ik zag geen Afrikaans kunstwerk, geen blank of zwart kunstwerk, geen post-koloniaal kunstwerk, maar een kunstwerk dat mij raakte omdat ik mensen zag. In een interview in de tentoonstellingscatalogus antwoordt Dumas op de vraag waarom ze schilderijen is gaan maken met alleen zwarten of vrouwen dat als “racisme werkelijk de wereld uit was, zou niemand ervan opkijken dat je blank niet als de norm ziet.”
De hedendaagse blik is een wereldwijde blik zonder de verwachting te hebben van een gemeenschappelijk waardesysteem of een gedeelde esthetiek. Een ander is anders, maar waarschijnlijk anders dan we verwachten en het is nog altijd aan onszelf om het verwachtingspatroon te laten doorbreken.