Emma Slaats studeerde een half jaar in San Francisco. Een roadtrip mag dan natuurlijk niet ontbreken.
We hadden vrij, waren in California en het leven was goed, dus huurden we een felrode auto om mee rond te crossen. Na een week rondgereden te hebben, waren mijn twee vriendinnen en ik beland in Joshua Tree National Park, een natuurgebied met een fantastisch vreemd landschap, gekke bomen, enorme rotsen en veel zand. Onze tactiek voor natuurparken was tot nu toe geweest: erdoorheen rijden, stoppen, foto’s maken, een appel of mueslireep eten, heel hard muziek draaien en weer doorrijden. Ook toeterden en floten we soms naar knappe mannen vanuit onze auto, waarna we gierend van het lachen weer verder scheurden. Op de achterbank had zich een berg fruitschillen, bekertjes, verpakkingen en oud brood verzameld, waarin waarschijnlijk nieuwe diersoorten aan het ontstaan waren. Voor het roadtrip-effect lag er ook een gitaar.
Kortom, we waren jong, lui en asociaal. Zo ook die dinsdag. Het was warm, we hadden alle drie een rokje aan, en we maakten een stop bij een centraal uitkijkpunt in Joshua Tree. We stapten uit, onze zonnebrillen op en camera’s in de aanslag. Er liep een smal paadje omhoog dat verdween tussen twee grote rotsen. Aan het eind van het pad werd ons een mooi uitzicht beloofd. We begonnen te lopen.
‘Hey girls!’ hoorden we naast ons. We keken opzij en onze monden vielen open. Daar stonden vier jongens van onze leeftijd, bij een rotsblok dat ongeveer twee keer zo hoog was als zijzelf. Ze hadden alle vier geen shirt aan, waren gebruind en heel erg aantrekkelijk. Om hen heen lagen touwen en klimgereedschap. ‘Are you going for a walk?’ zei de blonde. Ze begonnen allemaal te lachen terwijl ze naar onze rokjes wezen. We lachten een beetje mee. De jongen met de baard wees omhoog, en zei: ‘We are going to climb this rock.’
We keken omhoog, naar het rotsblok. ‘Why didn’t you choose a bigger one?’ vroeg mijn vriendin Iris. ‘Owwwww!’, riepen ze. Ze waren gedist. ‘Well, size doesn’t matter, right?’ antwoordde één van hen gevat. ‘Have fun ‘walking’!’
We dropen af terwijl de jongens nog wat lachten en liepen het paadje verder op, ons alle drie schamend voor wat er zojuist gebeurd was. ‘Misschien kunnen we gewoon een klein stukje wandelen,’ verbrak ik de stilte. ‘Het zal vast niet zo ver zijn.’ ‘Ja, precies. Het is trouwens ook heel mooi hier. Geen straf,’ antwoordde Denise. Zo begonnen we aan de uitgestippelde hike die op de bordjes werd aangegeven.
Illustratie: Gemma Pauwels
Het leek uren later. Ik keek omhoog, recht de zon in. Het was heet. Met half dichtgeknepen ogen zag ik hoe een grote roofvogel hoog in de lucht rondcirkelde. Mijn mond voelde droog. ‘Hebben we water?’ hoorde ik Iris paniekerig vragen. Ik dacht aan het flesje dat ik in de auto had zien liggen. Er schoot een visioen door mijn hoofd van onze uitgedroogde lijken waar de roofvogel repen vlees uit scheurde met zijn bek. In slow motion speelde ik het filmpje af in mijn hoofd. Ik zag de krantenkoppen al voor me. ‘Studentes komen gruwelijk aan hun einde in Joshua Tree National Park.’
Ik voelde me licht in mijn hoofd worden. Een zweetdruppel liep langs mijn ruggengraat. De vogel krijste, hij dook naar beneden, en – ‘Could you take a picture of us?’
Ik draaide me met een ruk om en keek recht in het gezicht van een breed glimlachende, roodverbrande man. Hij had een milkshake in zijn ene hand en een fototoestel in zijn andere hand. Op zijn hoofd droeg hij een safarihoedje. Achter hem stond zijn vrouw in een wit vormeloos shirt. Ze was dik, had blosjes op haar wangen en at chips uit een zak. ‘Of course’, stamelde ik. Toen de foto gemaakt was, sjokte het stel langzaam verder.
Uiteindelijk keerden we weer terug bij het beginpunt van de hike. We passeerden het stel waar ik een foto van had genomen. Ze zaten samen chips te eten op een rots en keken ons glazig aan. Ik was onderweg gestruikeld en had een schaafwond op mijn knie, Iris’ rok was gescheurd en Denise was verbrand in haar gezicht. We strompelden verslagen terug naar onze rode auto. Ineens zagen we daar de vier jongens, ze waren verplaatst. Naar een grotere rots.