Het blijkt maar weer dat de gender studies nog steeds een omstreden tak van de wetenschap zijn. Jihane Chaara vindt het prima dat er opgeroepen wordt tot kritisch kijken naar wetenschappelijke publicaties, maar dat de activisten dat over de rug van de gender studies doen, baart haar zorgen. Beschermen ze de wetenschap, of de gevestigde orde?
Onlangs hebben drie onderzoekers (James Lindsay, Helen Pluckrose en Peter Boghossian) een twintigtal papers met veel hocus pocus-taal, foute data en onlogische conclusies ingezonden naar een aantal wetenschappelijke tijdschriften. Het vakgebied dat het doelwit was van deze neppapers was gender studies. Wat bleek? Zeven papers werden gepubliceerd, zes werden afgewezen en de rest bevond zich nog in het proces van peer reviews en herschrijvingen. Met deze actie drukten voorgenoemde onderzoekers in de voetstappen van Alan Sokal, een natuurkundige die in de jaren negentig veel kritiek geuit heeft op het postmodernistische discours. Zo beweerde Sokal dat dit discours de realiteit slechts een kwestie maakte van sociale en linguïstische constructen. Volgens hem zou het allemaal een onwetenschappelijke bende zijn, daar bij gender studies. Ook Sokal heeft een nonsens-paper weten te publiceren. Nu Lindsay, Pluckrose en Boghossian hetzelfde hebben gedaan, heeft dat wederom een storm doen oplaaien over gender studies. Is het een wetenschap, of een linkse hobby?
Als je het mij vraagt, zijn ideologie en wetenschap geen tegenpolen van elkaar.
Allereerst is het van groot belang om kanttekeningen te plaatsen bij de betrouwbaarheid van de test die Lindsay, Pluckrose en Boghossian toegepast hebben. Het zou netter zijn geweest om deze methode toe te passen op uiteenlopende vakgebieden, en deze dan met elkaar te kunnen vergelijken. Deze test is nu nietszeggend, vanwege het gebrek aan vergelijkingsmateriaal.
Laten we dat in het achterhoofd houden terwijl we nadenken over het interessante vraagstuk dat ten grondslag ligt aan deze discussie. Als je het mij vraagt, zijn ideologie en wetenschap geen tegenpolen van elkaar. Aan elk onderzoek gaan hypothesen vooraf; er wordt nagedacht over een theoretisch kader, over kapstokken om de data aan op te hangen. Het bedrijven van wetenschap komt, mijns inziens, neer op het bestuderen van de wereld waarin we leven. Grof gezegd kun je dat opdelen in drie categorieën (die absoluut overlap met elkaar hebben!): je kunt de wereld om ons heen bestuderen, je kunt mensen bestuderen, of je kunt bestuderen wat mensen produceren. Bij het laatste kun je je een myriade aan onderwerpen voorstellen: cultuur, literatuur, kunst, geschiedenis enzoverder. Gender studies is het bestuderen van een onderdeel van de cultuur waarin we leven. Het richt zich grotendeels op identiteiten en op constructen zoals macht. Dit zou niet meer ideologisch of politiek moeten zijn dan het bestuderen van andere onderdelen van cultuur. Ik vermoed dat het politiseren van gender studies iets te maken heeft met het uitdagen en bevragen van identiteiten die men zich eigen gemaakt heeft. Het bevragen van de gevestigde orde is dikwijls politiek beladen, daar valt moeilijk aan te ontkomen. Er zouden serieuze vraagtekens geplaatst moeten worden bij waarom iets politiek beladen is, en tevens zou er kritisch gekeken moeten worden naar wat dat te betekenen heeft voor de wetenschappelijkheid van een gebied.
Het publicatieproces in wetenschappelijke tijdschriften heeft vooralsnog te veel zwaktepunten. De peer reviews moeten aangescherpt worden. Dit geldt niet alleen voor gender studies, maar voor alle disciplines.
Tijdens mijn studie (klinische) neuropsychologie heb ik een minor in gender studies gevolgd. Ik genoot het meeste van de werkgroepen, waarbij we met (pak ‘m beet) dertig mensen in een groot vierkant met tafels zaten. Er was voldoende ruimte voor discussie en interactie. Omdat het een minor betrof, kwam elke student vanuit andere hoeken en gaten van de academische wereld gekropen. Iedereen had een andere kijk op wetenschap en op waarheid, maar we deelden een interesse in onderwerpen zoals gender, klasse, identiteit en seksualiteit. We bestudeerden verschillende modellen om naar deze constructen te kijken, lazen en interpreteerden teksten van filosofen, gingen op excursies, en we waren het lang niet altijd met elkaar eens. Het voelde even verfrissend als vertrouwd. Ik heb toentertijd geen enkele twijfel gehad over de validiteit van gender studies als academisch vakgebied, ondanks dat er andere onderzoeksmethoden gebruikt werden dan ik gewend was vanuit mijn eigen studie.
Het ‘onwetenschappelijk’ verklaren van een heel vakgebied haalt het bestaansrecht en de legitimiteit weg. Het suggereert dat de onderwerpen die bestudeerd worden niet waardevol zijn; dat het niet nuttig zou zijn om er een vergrootglas boven te houden. Ik zal de laatste zijn die betoogt dat de actie van Lindsay, Pluckrose and Boghossian niets nuttigs aan het licht gebracht heeft. Het publicatieproces in wetenschappelijke tijdschriften heeft vooralsnog te veel zwaktepunten. De peer reviews moeten aangescherpt worden. De kern van het onderzoek moet altijd liggen in het kritisch benaderen van een onderwerp. Dit geldt niet alleen voor gender studies, maar voor alle disciplines.
Laten we die gaten in het publicatieproces dichtmetselen in plaats van de speren te richten op een vakgebied door het weg te zetten als ‘te politiek’ of ‘te ideologisch’. En als je je toch nog groen en geel ergert aan het feit dat de wetenschap bepaalde aspecten van de cultuur bestudeert, vraag je dan eens af: is het de wetenschap die je vurig wil beschermen, of de gevestigde orde?