Op verschillende plekken in de wereld lijkt de sociaaldemocratie te ontwaken uit een lange slaap. Oude idealen als sociale emancipatie, economische rechtvaardigheid en internationale solidariteit worden afgestoft en nieuw leven ingeblazen. Waar is toch de Nederlandse Jeremy Corbyn, vraagt Mirko zich af.
Tijden veranderen. Europese partijprogramma’s die tot dertig jaar geleden gezien werden als braaf sociaaldemocratisch, worden nu weggezet als onredelijk radicaal. Andersom bekruipt me het gevoel dat in vergelijking met sommige kandidaten voor de Amerikaanse voorverkiezingen, president Bush Jr. nog best een geschikte kerel was. Dat ik nooit had kunnen denken “president Bush” en “geschikte kerel” in dezelfde zin te schrijven zegt genoeg.
We hebben hier te maken hebben met een flinke ruk naar rechts. Wat vroeger gewoon links was is buiten het spectrum van de redelijkheid gevallen. Het centrum van weleer wordt nu als links bestempeld. Wat ooit rechts was is nu het redelijke midden. En dit wordt nu op rechts geflankeerd door een nieuw gebied dat ik maar “bizar-rechts” noem. Alles een stapje opzij. Naar rechts welteverstaan.
Dit soort golfbewegingen in de geschiedenis zijn natuurlijk niet nieuw. Karl Polanyi, Oostenrijks politiek econoom, beschreef dit als de Double Movement. Hij zag kapitalistische samenlevingen een pendelende beweging maken tussen vermarkting enerzijds en sociale bescherming daartegen anderzijds. Hij is al een tijdje dood, maar ik denk dat Polanyi vandaag wel chocolade had kunnen maken van de Trump’s, Rutte’s en Sanders’.
Op veel plekken in de wereld worden oude ideeën uit de kast gehaald die ingaan tegen de moderne technocratische mantra van there is no alternative. In Portugal namen drie progressieve lijsttrekkers het initiatief tot een regeringsformatie, buiten de winnende rechts-conservatieve partij om. In Spanje won het democratische platform Podemos veel zetels en speelt nu een belangrijke rol in de formatie. En voorafgaand aan de Griekse capitulatie aan het Noord-Europees bankwezen, had Syriza wel degelijk een zeer progressief programma. Maar ook buiten de financiële crisisgebieden zijn er voorbeelden: Troudeau in Canada met zijn knappe kop en verstandige woorden; de onverwachte opkomst van Sanders in de Verenigde Staten waar de kwalificatie ‘democratisch socialist’ ongeveer gelijk staat aan ‘praktiserend pedofiel’; en anti-oorlogsveteraan Corbyn die met hulp van een legertje progressieve intellectuelen de verstofte Britse Labour Party nieuw leven in probeert te blazen. Allen staan voor een heropleving van de oud-linkse (en nu dus ‘onredelijke’) politiek van sociale emancipatie, economische rechtvaardigheid en internationale solidariteit. Allen zijn populair en succesvol.
Hoe dan de huidige ideeënarmoede in Nederland te verklaren? Waar is het dissidente stemgeluid binnen de Parties Formerly Known As Leftwing? Stemmen die net als de bovengenoemde Angelsaksische grijzaards de grieven van de boze schreeuwers in overeenstemming kunnen brengen met de verwende idealen van de quinoa-klasse. Stemmen die het niet toelaten dat economische en sociale crises gekaapt worden door xenofoob rechts. Stemmen die Samsom de mond kunnen snoeren en links inhalen wanneer hij met rare terugduw-plannen aankomt. Stemmen die politici als Dijsselbloem kunnen ontmaskeren als lakeien van de financiële elite en Jesse Klaver kunnen dwingen geen slappe boekjes te schrijven, maar daadwerkelijk een politiek alternatief te bieden. Kortom, waar blijft de Nederlandse afvaardiging van Polanyi’s tegenbeweging?
Voor een progressief tegengeluid moeten we het hier voorlopig doen met de liedjes van Lange Frans en Typhoon. Zou dichter Heinrich Heine gelijk hebben gehad toen hij de beroemde uitspraak deed dat wanneer het einde van de wereld aan zou breken, men maar naar Nederland moest verhuizen omdat alles daar altijd vijftig jaar later gebeurt? Dit is het land van... Zegt u het maar.
Foto via Pixabay