Emy vraagt zich af wat bijna drie decennia metroseksualiteit de man heeft gebracht. Emancipatie kan ook gewoon vertwijfeling tot gevolg hebben en te lang voor de spiegel staan - met je spierballen en je roze T-shirt. En van de weeromstuit jezelf een baard aanmeten helpt ook al niet: "Laten we eerlijk zijn, echt serieus nemen wij vrouwen de mooie man niet."
Mannen en schoonheid vormen een problematische combinatie. Een mooie vrouw, daar is niets vreemds aan. Vrouwen horen mooi te zijn en als ze dat niet zijn doen ze maar wat harder hun best met make-up, krul- of stijltang en corrigerend ondergoed. Zoals Simone de Beauvoir zei: “Men is niet als vrouw geboren, men wordt het.” Voor zover vrouwelijkheid een constructie is, iets wat elke dag weer gemaakt moet worden, valt er vaak nog wel wat van te maken.
Voor mannen ligt dit ingewikkelder. Eigenlijk horen mannen zich niet bezig te houden met hun uiterlijk. Mannelijkheid is een zaak van karakter en dient zich te uiten in het gedrag. Als iemand tegen een man zegt “wees een vent”, dan wordt er bedoeld dat de man in kwestie meer lef moet tonen. “Wees een vrouw” wordt bij mijn weten nooit tegen vrouwen gezegd. Wel fluistert cosmeticafabrikant Revlon haar doelgroep in: “feel like a woman”. Vrouw ben je niet, dat voel je je, door de juiste hoeveelheid mascara. Man, dat ben je, al moet je dat zo nu en dan demonstreren door jezelf op de borst of iemand anders op zijn gezicht te kloppen.
Je zult misschien tegenwerpen dat dit een achterhaald beeld is. Daar heb je, deels, gelijk in.
De metroman: een korte geschiedenis
Elvis en James Dean waren duidelijke mannelijke sekssymbolen, maar de man als lustobject werd pas halverwege de jaren tachtig gemeengoed. In die tijd verschenen er reclamespotjes van een spijkerbroekenfabrikant waarin het ontblote mannelijk lichaam met opzet centraal stond:
Levi 501 Jeans: ‘Launderette’ (1985)
De reclames van de spijkerbroekenfabrikant bleken het ei van Columbus, en Levi’s ging lekker door in deze trant. (1986: halfnaakte jongen met spijkerbroek gaat in bad zitten. 1988: man komt in niet veel meer dan een onderbroekje en wat olie de trap af, waar is zijn spijkerbroek? 1991: Brad Pitt komt uit de gevangenis en krijgt zijn spijkerbroek niet terug, gelukkig is er een mooie vrouw die er een voor hem heeft meegenomen.)
Critici en academici stortten zich met groot enthousiasme op deze reclames. Hier was iets aan de hand, iets nieuws. Zoals cultuurwetenschapper Frank Mort opmerkte:
[T]he sexual meanings in play are less to do with macho images of strength and virility (…) than with the fetished and narcissistic display – a visual erotica. These are bodies to be looked at (by oneself and other men?) through fashion codes and the culture of style.
Mort dacht (of hoopte?) kennelijk dat de spotjes bedoeld waren voor homoseksuele mannen. De spotjes zelf hebben een andere boodschap: de sexy mannen worden expliciet als heteroseksueel gepresenteerd. De jongen uit het badspotje bekijkt een foto van een meisje, de beöliede man die de trap afkomt lacht naar het barmeisje op een manier die suggereert dat ze samen de nacht hebben doorgebracht en Brad Pitt flikflooit met de vrouw die hem komt ophalen.
Levi’s was niet de enige die het potentieel van de man als lustobject ontdekte, vanaf midden jaren tachtig liep hij in vele reclames rond. Met ontblote borst, keurig gekapt haar en lieflijk afgewende blik verkocht hij van alles – voornamelijk schoonheidsproducten. Het was de geboorte van de metroseksueel, de jonge man uit de grote stad die graag aandacht aan zijn uiterlijk besteedt, al is hij dan NIET homoseksueel. Of niet per definitie, het punt is dat het niet uit zou moeten maken: elke man zou aandacht aan zijn uiterlijk moeten mogen besteden. In 1994 werd de metroseksueel officieel ontdekt door Mark Simpson (in datzelfde jaar verscheen deze reclame: Diet Coke break).
Simpson ziet dat de metroseksueel een overduidelijke commerciële truc is, een creatie van mannentijdschriften zoals GQ, The Face, Esquire en van de reclamebranche:
Traditionally, heterosexual men were the world’s worst consumers. All they bought was beer, fags and the occasional Durex, the Wife or ‘Mum’ bought everything else. In a consumerist world, heterosexual men had no future. So they were replaced by the metrosexual.
De reclames en de tijdschriften die op reclameinkomsten draaien mochten hun mannelijke klanten dan wel expliciet aanspreken als hetero, dat was slechts om ze gerust te stellen. In wezen, stelt Simpson, is de metroseksueel zo onmannelijk als hij maar zijn kan. De metroseksueel gaat immers in tegen het basisprincipe van traditionele heteroseksualiteit: “that only women are looked at and only men do the looking”.
Het vervangen van het traditionele beeld van de heteroseksuele man ging niet helemaal zonder slag of stoot. Zo schreef Chuck Palahniuk met Fight Club (1996) een aanklacht tegen de manier waarop commercie en emancipatie mannen zouden ontmannelijken. De verfilming van David Fincher (1999) deed de boodschap echter weer teniet door het stoere personage Tyler Durden te laten vertolken door hét sekssymbool van de jaren negentig: Brad Pitt.
Ondertussen kwamen er steeds meer metromannen bij. In 2002 vond Mark Simpson de tijd rijp om zijn term nog eens kracht bij te zetten: hij riep David Beckham uit tot typische metroseksueel. Trendspotter Marian Salzman nam de term metrosexual over. Daarna was de metroman echt niet meer weg te denken.
Bavaria kwam nog wel met een klein protest: in de reclame ‘Call of Men’ (2006) rennen mannen met baarden en gescheurde overhemden, zonder deo (te oordelen naar de manier waarop ze aan hun oksels ruiken) door een bos. Ze brullen, ze gooien met zware dingen, en - natuurlijk - ze drinken bier.
Bavaria: ‘Call of Men’ (2006)
‘Call of Men’ wilde niet daadwerkelijk een revolutie in gang zetten. Het is het soort reclame dat walmt van de ironie: ja, we proberen jullie een product te verkopen door in te spelen op wat mannelijkheid is, net als die mietjes van die gezichtscrèmes, maar onze mannelijkheid is mannelijker en ons product ook. De enige echte strijd die heeft plaatsgevonden, en nog steeds plaatsvindt, is een strijd tussen bedrijven om de mannelijke consument. Hoe hij het beste verleid kan worden om een spijkerbroek, deodorant of krat bier te kopen.
TOT AAN HUN NAVEL!
De jongens van nu lijken nauwelijks te beseffen hoezeer hun zelfbeeld wordt bepaald door de commercie. De metroman is volkomen ingeburgerd, als we antropologe Erynn Masi de Casanova mogen geloven. Zij interviewde een twintigtal mannen uit grote steden en concludeerde dat mannen zichzelf geen metroseksueel noemen, maar het wel vanzelfsprekend vinden dat je wat aan je uiterlijk doet.
Ik zie het ook om me heen, voornamelijk bij jongere mannen van begin en midden twintig. De broertjes van een vriendin – die trouwens niet in een grote stad wonen – brengen het leeuwendeel van hun vrije tijd door in de sportschool. Dat is op zich niet in strijd met de traditionele mannelijkheid. Bij mannelijkheid hoort kracht en het kweken van spieren is een duidelijke manier om dat te bereiken. Maar deze jongens gaat het helemaal niet om kracht, het gaat om hun uiterlijk. Zodra ze maar enigszins de gelegenheid krijgen gooien ze hun T-shirts uit om met hun arm- en buikspieren te kunnen pronken, net als de weerwolfjongens uit Twilight. Als ze wel T-shirts dragen zijn die strak en vaak roze. In hun oren hebben ze diamantjes. Ze scheren niet alleen hun gezicht, maar ook hun ballen, borst en oksels. Ze willen knap zijn. Ze willen bekeken worden.
En ze zijn niet de enigen. De jongens van tegenwoordig zetten doelbewust hun uiterlijk in. Mijn mannelijke huisgenoot (22) staat beduidend langer voor de spiegel dan ik. En in de universiteitsbibliotheken is een ware vleeskeuring gaande, niet alleen voor de vrouwen. Er lopen jongens rond die, volgens een ooggetuigenverslag, hun bloesjes openknopen “TOT AAN HUN NAVEL!”.
Grootschaliger onderzoek bevestigt dat mannen zich niet meer schamen om buitenproportioneel veel tijd aan hun uiterlijk te besteden. Een onderzoek van Superdrug, cosmeticafabrikant, laat zien dat Britse mannen gemiddeld een paar minuten meer aan hun uiterlijk besteden voordat ze uitgaan dan vrouwen (dit is vooral veelzeggend als je weet hoe Britse vrouwen eruit zien als ze uitgaan). Ze geven ook bijna evenveel geld uit aan schoonheidsproducten (zoals crèmes en gels) als vrouwen. Het commentaar van Superdrug luidt: “these days, everyone appreciates a man who takes care of his appearance, smells nice and looks like he has made an effort.”
Superdrug is wellicht niet de meest betrouwbare bron, maar ook The Observer toont een trend van stijgende mannelijke aandacht voor het uiterlijk, waaronder een toename van 400% van de verkoop van haarkleuring voor mannen in de periode van 2001 tot 2009, en in 2008 de lancering van 3600 nieuwe mannelijke schoonheidsproducten wereldwijd.
Illustratie: Liesbeth de Feyter
De mooiste jongen en de grootste baard
Mannen die bekeken worden, vrouwen die kijken. Het is normaler dan ooit, maar daarmee niet per definitie onproblematisch. Het eerste probleem geldt voor ‘normale’ jongens en mannen. Het ideaalbeeld dat je wordt voorgehouden verschilt nogal eens van het beeld in de spiegel, een probleem dat vrouwen al langer kennen. Dit conflict tussen ideaal en werkelijkheid, zo benadrukt psychologe Liesbeth Woertman in Moeders Mooiste, zorgt bij velen voor grote onzekerheid. Eetproblemen en andere ongezonde obsessies met het lichaam zijn daar symptomen van. Een belangrijker onderliggend probleem is echter dat de onzekeren zich ongeliefd wanen, afstotelijk.
Woertman ziet dit met name als een probleem voor vrouwen, aangezien het schoonheidsideaal voor vrouwen nauwkeuriger omschreven is. Maar ze merkt ook op dat het uiterlijk een steeds grotere rol gaat spelen voor mannen, met gevolgen die vergelijkbaar zijn met die voor vrouwen. Als mannen beelden zien van gespierde hunks worden zij ook gewoon onzekerder over hun eigen gespierdheid.
Het tweede probleem is specifiek voor heel erg mooie mannen, en volgt uit het voortdurend bekeken worden. Het moge duidelijk zijn dat iemand die uitgesproken mooi of knap is gemakkelijk tot object verwordt voor anderen. Mooie vrouwen zijn dit inmiddels wel gewend en weten vaak vakkundig te wisselen van de positie van object naar de positie van subject. Menig vrouw die op het eerste gezicht een dom blondje lijkt, begint ongehinderd door enige ervaring een eigen kledinglijn of slaat zonder scrupules een oude miljardair aan de haak.
Mooie mannen lijken dergelijke trucs minder onder de knie te hebben (gigolo’s uitgezonderd). Als ze bekeken worden zijn ze wellicht gevleid, maar toch lijkt er twijfel te heersen: was het niet belangrijker stoer te zijn? Slim? Status te hebben? Humor? Ergens bestaat bij mannen nog het besef dat bekeken worden – dat wil zeggen bekeken worden als een lekker stuk vlees, niet omdat je zo’n indrukwekkende speech aan het geven bent – niet het toppunt van mannelijkheid is.
Je ziet dat besef onder meer aan het feit dat de meeste mannen weliswaar graag ‘knap’ genoemd willen worden, maar dat er toch een aantal gaan fronsen als je ze ‘mooi’ noemt. Het verschil tussen knap en mooi bij mannen is het verschil tussen Eric Bana en Orlando Bloom in Troy, of het verschil tussen Daniel Craig en Zack Efron, tussen Waldemar Torenstra en Michiel Huisman. (Zo kan ik nog even doorgaan, maar dit is waarschijnlijk al een overdosis aan mannelijk schoon.)
‘Knap’ laat ruimte voor kleine en grotere gebreken (van Craigs rimpels tot Torenstra’s flaporen), voor persoonlijkheid en allerlei andere kwaliteiten die niets met uiterlijk van doen hebben. ‘Knap’ zijn ziet geen man dan ook als iets negatiefs. ‘Mooi’, echter, vereist een beklemmend soort perfectie. ‘Mooi’ is dan ook gereserveerd voor meisjes en mietjes.
Misschien is de baard wel de duidelijkste uiting van de moeizame relatie die heel knappe mannen hebben met hun eigen uiterlijk. Brad Pitt is wederom een goed voorbeeld: van een alles verhullende megabaard tot een superfreaky goatee, Brads baarden zijn een opgeheven middelvinger naar iedereen die denkt dat hij vooral leuk is om naar te kijken. Zo zijn er talloze mooie mannelijke beroemdheden die ineens vreemd gezichtshaar kweekten. Van sommigen vallen de baarden wellicht in een hipstertrend, maar vaak lijkt de beharing echt bedoeld om het mooie gezicht te verhullen. Bij onze eigen Arie Boomsma bijvoorbeeld. Zijn kaalgeschoren hoofd en zware baard bezorgden menigeen die hem als persoonlijke redder zag een hartverzakking.
Hoe meer baard, hoe meer man, hoe meer mens, lijken mooie mannen als Arie te denken. Of gewoon: houd eens op het alsmaar over mijn knappe gezichtje te hebben. Met het te verwachten averechtse effect.
Als zelfs de baard niet meer werkt, resten er nog de wanhopige pogingen de (verondersteld) aanwezige intelligentie te bewijzen. Soms geslaagd, zoals de talkshows en poëziebloemlezingen van Arie, soms minder geslaagd, zoals Brads onbegrijpelijke en lichtelijk beangstigende parfumreclame.
Wat we verwachten van de mooie man
De emancipatie is in die zin compleet dat een mooie man net zozeer een lustobject is voor vrouwen als een mooie vrouw voor mannen. Je kunt daar om juichen, maar je kunt je ook zorgen maken om de jongens van nu en hun ijdelheid. Ze trappen in dezelfde val als waar vrouwen al die tijd ingetrapt zijn en nog steeds intrappen: ze laten anderen bepalen hoe ze eruit moeten zien. Anderen die als doel hebben zo veel mogelijk exemplaren van product X aan de man te brengen.
En laten we eerlijk zijn, echt serieus nemen wij vrouwen de mooie man niet. De persoon achter de schoonheid vervormen we, negeren we. We hopen dat hij zijn mond houdt, opdat hij niets zegt om de illusie te verbreken, ons kijkplezier te verpesten. Mooie jonge jongens noemen we ‘toyboy’ en de jongens in kwestie lijken nog niet te weten hoe ze daarmee om moeten gaan. Moeten ze blij zijn dat ze steeds door vrouwen het bed in worden gesleurd, of verontwaardigd omdat ze als een ding worden behandeld? Er spelen voor mannen te veel beelden van mannelijkheid om nog een houding te kunnen vinden.
Misschien moeten vrouwen het goede voorbeeld gaan geven. Laten we, als we weer een mooie man tegenkomen, deze niet alleen in zijn ogen staren maar ook luisteren naar wat hij te zeggen heeft. Laten we, avond na avond, de mooie mannen op de proef stellen; hun intelligentie, hun moed, hun humor testen, verbreden en uitdiepen. Net zo lang tot ze volwaardige mensen zijn geworden, al dan niet verscholen achter dikke baarden.

Emy Koopman (1985) is Hard//hoofd-redactielid, literatuurwetenschapper, psycholoog en schrijver. Haar debuutroman Orewoet verscheen in september 2016 bij Prometheus. // emy@hardhoofd.com

Liesbeth de Feyter studeerde schilderkunst en beeldverhalen aan Sint Lucas in Brussel. Ze werkt als freelance illustrator en striptekenaar en maakt poëtische beelden met een luguber kantje.