De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Gendergelijkheid blijft een heikel punt, zelfs in Nederland. Sarah van Binsbergen verbaast zich over het gebrek aan respons op dit nieuws.
Als we in dit tempo doorgaan, gaat het nog 170 jaar duren voordat we wereldwijd kunnen spreken van gendergelijkheid. Dat voorspelt het vorige week gepubliceerde Global Gender Gap Report, een jaarlijks rapport van het World Economic Forum dat de mate van ongelijkheid tussen de seksen meet in 144 landen. Wat ook duidelijk werd uit het rapport: in de race naar volledige gendergelijkheid begint Nederland aardig achter te lopen. Vergeleken met vorig jaar zakten we dit jaar drie plaatsen: van nummer 13 naar nummer 16. Daarbij staan niet alleen de usual suspects als Zweden, Finland en IJsland boven ons, maar ook - onder andere - Rwanda, Burundi en de Filipijnen.
Gelukkig neemt onze minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dit nieuws met Hollandse nuchterheid op. Goed, in een Kamerbrief gaf ze wel toe dat er nog werk aan de winkel is, maar al met al ziet Bussemaker toch geen reden om te somberen. ‘Het is jammer’, zei ze tegen BNR, ‘maar het goede nieuws is dat we niet zijn gedaald omdat wij zo achteruit zijn gegaan, maar dat er in andere landen vooruitgang is geboekt.’
Inderdaad Jet, heel fijn dat al die ontwikkelingslanden ons inhalen en daarmee bewijzen dat dat westerse superioriteitsgevoel toch behoorlijk achterhaald is. Maar zullen we het toch even over Nederland zelf hebben? Want al zegt zo’n ranglijst natuurlijk niet zo veel, omdat daarin allerlei data op een hoop gegooid wordt, de specifieke cijfers voor Nederland, die ook in het rapport staan, liegen er niet om.Om maar even een greep te doen: de arbeidsparticipatie van Nederlandse vrouwen is 74 procent, tegenover 85 procent bij mannen. Daar staat tegenover dat vrouwen gemiddeld genomen wel veel meer tijd besteden aan onbetaald werk. Slechts 26 procent van de leidinggevende posities in Nederland wordt door een vrouw bekleed. En last but not least: als je met een vagina geboren bent verdien je minder dan de andere helft van de bevolking – 52 procent minder, om precies te zijn. En dat komt niet alleen omdat vrouwen minder vertegenwoordigd zijn in leidinggevende functies, want ook bij gelijkwaardige functies is er een verschil van 32 procent.
Nu kun je natuurlijk allerlei argumenten aanvoeren om deze cijfers te nuanceren, maar om dit laatste punt kun je onmogelijk heen. Het verschil in inkomen tussen mannen en vrouwen is groot, veel te groot. En het meest verontrustende aan dit rapport, is dat er zo weinig geschokt op gereageerd wordt.
Nota bene in IJsland, al jaren op rij verkozen tot het beste land om vrouw te zijn, gingen vrouwen naar aanleiding van het Global Gender Gap Report massaal de straat op om te protesteren tegen inkomensverschillen tussen mannen en vrouwen in hun land. Wij moesten het doen met een enkele – overigens uitstekende – actie van BNR presentatrice Petra Grijzen, die uit een radio-uitzending wegliep toen haar ‘betaalde werkdag’ (68%) erop zat.
Waarom maken we (m/v) ons niet wat bozer over deze cijfers? Waarom eisen we niet in ieder geval meer openheid over wat Nederlandse mannen en vrouwen – voor hetzelfde werk – verdienen? Waarom gaan wij niet massaal de straat op? Want als we het aan Jet Bussemaker overlaten, zou het nog wel eens 170 jaar kunnen duren voor mannen en vrouwen op gelijke wijze beloond worden.
RECTIFICATIE: De 32 procent inkomensverschil die in dit stuk genoemd wordt, is onderhevig aan discussie. Volgens promovendus economie Ilja Boelaars betreft het een interpretatiefout van professor Henk Volberda (Erasmus Universiteit) die meewerkte aan het WEF-rapport. Gebaseerd op cijfers van het CBS uit 2012 wordt het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen in Nederland geschat op acht procent. Als we van deze cijfers uitgaan, is de inkomensongelijkheid tussen mannen en vrouwen dus minder groot dan aanvankelijk gedacht. Toch is acht procent nog steeds teveel.