Het tapijt van de traptreden raakt bijna haar tenen bij iedere stap, als ze zachtjes haar sandalen neerzet. Ze loopt door zijn huis als een spook. Ze opent de deur van de badkamer. Het dienblad zet ze op een handdoek op de grond. Ze kijkt naar het ontbijt dat hij straks in zijn eentje op zal eten. Ze controleert de knoopjes van haar jurk. De bovenste knoop opent ze.
Dat ze zich onzichtbaar kon maken was iets waar hij aanvankelijk van schrok. Hoe ze plotseling bij hun tafeltje had gestaan om de bestelling op te nemen. Haar zalvende stem moest ze drie maal verheffen om de aandacht van hem en zijn moeder op te eisen. Terwijl zij hen informeerde over de dagschotel raakte haar heup zijn onderarm. Haar bovenlichaam had ze iets voorover gebogen, richting zijn moeder. Het was een houding alsof ze aanstalten maakte om te gaan zitten, naast hem. Hij hield haar in de gaten, de rest van de avond. Op fluistertoon vroeg hij zijn moeder of deze serveerster bij hem zou passen. Hij wist wat hij zocht en hij wist het precies. Hij houdt niet van verrassingen. “Ja”, zei zijn moeder, “dit zou haar kunnen zijn.”
Voor hem was het romantisch, haar toevallig ontmoeten na de contactadvertentie die hij een week eerder plaatste. De vier brieven, van Mariëtte, Dineke, Christine en Eva moest hij van haar weggooien. Hij stopte ze in de bovenste lade van zijn bureau, de lade die hij kan vergrendelen.
Een maand na hun ontmoeting, merkte hij dat zij steeds steunde als zij stilstond, geposeerd nonchalant. Dat ze op de bank haar ellebogen op haar knieën plantte of zich tegen hem vlijde. Maar vooral dat zij zich steeds vooroverboog naar restaurantgasten. Dat moest zij maar beter niet doen, had hij gezegd, dat zag er vreemd uit. Hij keek naar haar borsten terwijl hij het haar uitlegde. “Ik kan dat niet anders” zei ze. Het was het vreemdste antwoord. Op zijn stille verbazing vervolgde ze haar antwoord: “Er is iets met mijn rug.” Over lichamelijke gebreken en handicaps wilde hij niet moeilijk doen. Hij kon niet ontdekken wat er mis was met haar rug. Hij wist niet of het in de familie zat, want ze hield haar familie voor hem verborgen. Zij had hem met gezucht en gesteun kenbaar gemaakt dat ze liever niet wilde dat hij haar rug aanraakte. Soms als zij nog sliep tilde hij het dekbed op om naar haar rug te kijken. Tussen haar schouderbladen prijkten kleine blonde haartjes. Hij streelde voorzichtig haar rug van haar nek tot haar billen, tot hij aan haar ademhaling kon horen dat ze wakker werd.
Nu staat ze voor de deur van zijn slaapkamer. Ze weet dat hij een cadeau voor haar heeft meegenomen. Ze weet dat zijn cadeau in een soort doos past die hij gisteren uit zijn koffer heeft gehaald, toen hij dacht dat ze niet keek. Op de doos staat organic silk. Ze weet dat zij het hem niet makkelijk maakt. Het lijkt alsof hij niet door heeft dat zij haar grootste schaamte voor hem probeert te verbergen. Ze zou het wel los willen laten, zichzelf willen accepteren, misschien dat het ooit lukt, maar ze weet wat hij zoekt en ze weet het precies.
Voor hij naar de conferentie ging hadden ze ruzie gemaakt. Zij wil niet lepeltje-lepeltje liggen. Ze had hem van zich afgeduwd. Toen hij een tweede keer wilde proberen zijn lichaam om haar heen te vouwen had ze verzucht: “Het past niet. Misschien passen we niet bij elkaar.” Hij wist dat dit niet klopte. Haar donkerblonde haren tegen zijn borsthaar, haar sandalen naast zijn degelijke wandelschoenen, haar pruilmond op zijn ongeschoren wangen. Ze passen wel. Hij kroop naar de andere kant van het bed. De volgende ochtend hadden ze het snel goed gemaakt, hij moest zijn vliegtuig halen.
Ze zet het dienblad naast zijn bed. Ze wekt hem met een kus op zijn voorhoofd. Hij trekt haar terug in bed. De doos met het cadeau krijgt ze schoot. Terwijl ze aan het plakband pulkt, lacht hij naar haar “Ik hoop dat je hem mooi vindt”. In de doos ligt een jurk, paars en rood. Ze tilt de jurk aan de schouderbandjes op en houdt de jurk voor zich. Ze glimlacht onzeker. Dit is een test, denkt ze. Ze stapt uit bed, een voor een opent ze de knoopjes van haar oude jurk. Hij kijkt hoe zij zorgvuldig in de nieuwe jurk stapt, hoe ze hem omhoogtrekt, sjort om de bandjes om haar schouders te krijgen. De jurk klopt niet. Hij past niet. De taille van de jurk valt boven haar middel. Zij kijkt ernaar, probeert de jurk naar beneden te trekken, uit te rekken. Het is haar lijf dat niet klopt, haar bovenlijf is te lang en dat ziet hij nu. Beschaamd kijkt ze op. Ze voelt hoe haar keel zich vernauwt. Hij begrijpt wat er gebeurt, een moment wil hij overeind komen, protesteren, lieve dingen zeggen. Het heeft geen zin. Ze heeft gelijk: ze hadden het goed samen, bijna goed. Gelaten kijkt hij hoe ze stilletjes weggaat en heel zachtjes de deur achter zich sluit.
Langzaam eet hij het tweepersoonsontbijt op. Daarna loopt hij behoedzaam de trap af, naar zijn bureau. Misschien dat Dineke de jurk wel past.