In een korte serie vertellen oudere echtparen over hun herinneringen aan de liefde. Deze keer: Maria en Jan.
Maria (1943) en Jan (1939) komen uit Noord-Brabant in Nederland en trouwden in 1965. Ze wonen nu in een antroposofische serviceflat. Voorheen woonden en werkten ze in een gemeenschap voor verstandelijk gehandicapten. Hun beide kinderen werden in die gemeenschap geboren.
Maria
“Bij ons thuis waren er eerst vier jongens. Toen mijn moeder in verwachting van mij was, zwoer ze dat ze als het een meisje was, haar Maria zou noemen.
Als je geen meisje had, was dat heel erg, want het meisje moest voor je oude dag zorgen. Ik heb tot mijn veertiende alleen maar blauw mogen dragen, net zoals Maria. Behalve op Koninginnedag, dan mocht ik een oranje strik aan. Mijn moeder voedde mij op als een non, maar ze had geen geluk met mij. Ik kon me maar moeilijk als een meisje gedragen.
“Jan kwam bij ons thuis als vriend van een van mijn broers. Ik zal 16 geweest zijn. Op een gegeven moment gingen wij met een heel clubje vrienden naar Terschelling op vakantie. Zonder ouders, dat mocht dan weer wel. Toen we thuis kwamen, had mijn broer verklapt dat Jan en ik een stelletje waren. En toen mocht Jan niet meer komen. Maar Jan zei heel beleefd en gedecideerd: ‘Dat zal niet gaan mevrouw’. Haha, hij trok er zich niets van aan.
“Ik wilde vooral trouwen omdat ik dan het huis uit kon. Ik moest thuis veel werken: schoonmaken, kleren van mijn broers verstellen, allerlei klusjes. Maar ik wilde naar de kunstacademie. Op mijn 22ste ben ik eindelijk kunnen vertrekken omdat Jan een huisje had gevonden. Wij zijn getrouwd in de kerk met alles d’rop en d’ran. Dat was om de familie gerust te stellen, maar vanaf die dag hebben wij geen voet meer in een kerk gezet. Eindelijk was ik vrij. Jan ging werken, ik mocht hele dagen schilderen. Ik stond en ging waar ik wilde, trok er met vriendinnen op uit, het was een groot feest. Via-via geraakten wij aan voorbehoedsmiddelen, want kinderen wilden we niet.
“Ik ging wel gek doen op de kunstacademie, ging op café en deed mee aan al het artistiekerig gedoe, maar ’s avonds kwam ik thuis. Het was de tijd van de flower power en de vrije liefde, en veel van mijn vriendinnen waren voor vrije relaties, maar dat kon ik Jan niet aandoen. Later bleek dat geen enkele van die vrije relaties stand heeft gehouden.
We hebben vroeger ook wel veel ruziegemaakt, ik was een keikop en kon soms weken blijven zwijgen. Maar de basis was altijd vertrouwen en mekaar nooit voorliegen. Echt belangrijke dingen, normen en waarden, daar waren wij het altijd direct over eens.
“Jan ontmoette iemand die een begeleider voor gehandicapte mensen zocht. Dat was in de woongemeenschap waar wij toen al onze biologische groenten gingen halen. Dat kwam goed uit, ik was afgestudeerd en Jan moest toch ander werk zoeken. Vijf jaar hebben we daar gewoond, in een houten barak midden in het bos. Daar zijn onze kinderen geboren. Ik was al dertig, het leek me het goede moment, omdat iedereen daar voor elkaar zorgde. Later verhuisden we naar een andere gemeenschap, in de Belgische Kempen. Daar waren we bij de pioniers van de Steinerschool.
“We waren altijd bezig. Altijd, 25 jaar lang. We werkten ook bij de gezinnen thuis, dat deden we niet zo graag. We hielpen overal mee: opstaan, ontbijt maken, entertainen, alles. Het werk in de klassen deden we wel heel graag, om met die kinderen kunstzinnig bezig te zijn. Maar langzamerhand begon ik te beseffen dat er iets niet klopte. Stilaan liep de gemeenschap leeg en ik ontdekte dat ik nooit ingeschreven was geweest. Van solidariteit schoot er plots niets meer over. Ik was 56 en stond met lege handen. Ik kreeg een serieuze burn-out. Tien jaar heeft die geduurd.
“Hier, op deze plek, ben ik ervan genezen. Ik werk hier in de tuin en ben nog bezig met kunst. Er zit wel een lijn in, nu wonen we weer in een gemeenschap. Dat hoort bij ons. Het is heel klein, maar we zijn elkaar niet beu. De grootste verbinding krijg je door de beroerdste dingen samen mee te maken.
“Een huwelijk is mekaar leren verdragen. Adoratie is miserie. Ik zal zeggen waarom ik ’m uitgekozen heb. Ik vond Jan de liefste. Hij is een zachte, lieve mens, die nooit vloekt of grof is. Ik wilde geen macho, zoals je die op de kunstacademie wel zag. Op de academie snapten ze niet dat ik op zo’n stijve hark viel, maar Jan was gewoon….de allerliefste. En een hele goeie papa, zo’n papa had ik zelf ook wel gewild.
Illustratie: Suzanna Knight.
Jan:
“Ik zag Maria voor ’t eerst toen ze 14 was, maar daar weet zij niks meer van. Ze kwam net uit haar blauwe periode, en had een dot boven op haar hoofd. Ze zag er totaal anders uit dan alle andere meisjes uit de buurt, in het hele dorp viel zij op. Zij was er de eerste met een spijkerbroek, die had ze uit Berlijn. Ze was ook niet op haar mondje gevallen. Een echte rebel.
“Rond mijn zestiende werd ik verliefd op een ander meisje, iemand die bij ons thuis in de wasserij werkte. Een Italiaanse, ik was smoor. Maar het mocht niet van mijn ouders: beneden de stand. Zo verliefd als op haar ben ik nooit op Maria geweest, maar verliefdheid is een illusie. Vlak nadat de kinderen geboren waren, werd ik weleens verliefd op een van de meisjes uit de gemeenschap waar we woonden, maar als ik ze later dan terug zag, begreep ik niet wat ik erin gezien had. Stapelverliefd zijn is iets anders dan elkaar graag zien. Maria zag ik meteen graag. Wij klikten. Ik ben ook altijd trouw gebleven.
“Toen we gingen samenwonen ging ik uit werken, bij mijn ouders in de zaak. Maria leefde in een andere wereld. Dan kwam ik thuis van het werk en Maria zat lekker te schilderen, alles stonk naar de terpentijn en ik kon gaan koken. Maria mocht alles, ze was de koning te rijk.
“Via een vriendin van Maria leerden we een antroposofische dokter kennen. Van hem hoorde ik voor ’t eerst over reïncarnatie. Mijn hele leven had ik alleen maar gehoord over zieltjes die naar de hemel of de hel gingen, maar daar geloofde ik niks van. Reïncarnatie, dat was het antwoord. Daardoor ben ik me wat meer gaan verdiepen in antroposofie, en wist ik dat ons leven een andere wending moest nemen. Het leven in een gemeenschap sloot beter aan bij ons gedachtegoed.
“Toen Maria een depressie kreeg, was dat heel zwaar voor mij. De dokters zeiden: die wordt nooit meer beter, maar ik wilde haar niet in de steek laten. Ik heb hier genoeg mannen gezien die dat wel doen, als hun vrouw ziek wordt. Maar kijk, hier is ze, gezond en vrolijk als een vis in het water.
“En nu maken we samen muziek. Maria speelt harp, ik cello. We oefenen iedere dag en geven kleine concerten. Als man en vrouw samenspelen is wel bijzonder, wij kunnen dat omdat wij altijd samengewerkt hebben.
“Waarom ik van Maria hou? Ze is doodeerlijk. Ze is een doorzetter. En ze lokt me steeds uit mijn kot. Dat houdt me scherp.
--
Lees het verhaal van Leo & Simone, dat van Camiel & Paula en dat van Tina & Herman.
Deze publicatie is onderdeel van de ‘vergeetzondagen’ in samenwerking met Castrum Peregrini.

Joyce de Badts is Hard//hoofd-redactielid.

Suzanna Knight is een illustrator en schrijver, woonachtig in Rotterdam. Overdag maakt ze de creatieve reclamewereld onveilig met haar copywriting skills, ’s avonds zit ze achter de tekentafel met een potlood en een potje Oost-Indische inkt. Ze luistert graag mensen af in de trein en verzamelt zielige plantjes.