Welkom bij Mees Leest! Een rubriek waarin Mees een poging doet haar boekenkast te analyseren en de ongelezen exemplaren tracht door te ploeteren. Een eenmansboekenclub, met verhalen uit en over de werken die al dan niet per ongeluk op haar planken zijn terechtgekomen. Deze week aflevering 5:
The Adventures of Huckleberry Finn
Soms (’s nachts) (piekerend in bed) denk ik opeens dat ik op de verkeerde plek woon. Dat ik thuishoor in mijn vaderland. Terug naar Amerika. In paniek denk ik dan dat alle familiegeschiedenis aan het vervagen is, en dat mijn ongeboren kinderen niet ook Engelstalig zullen opgroeien. Dat ze niet de kinderboeken kunnen lezen die ik las. Deze gedachten komen meestal nadat ik Little House on the Prairie voor de achtduizendste keer heb gelezen, maar vorige week werden ze aangewakkerd door het lezen van Mark Twains Huckleberry Finn. Opeens hoorde ik mezelf zeggen: “Misschien moet ik gewoon naar een bos in New England verhuizen.” Mijn man, die graag spreekt in allegorieën van het koninkrijk der katachtigen, antwoordde: “Een poes staat altijd aan de verkeerde kant van de deur.” Daar zat ik dan, voor de kachel op de grond gekruld. Gelijk had ie ook wel. Toen ik een jaar in San Francisco woonde verlangde ik onwaarschijnlijk veel naar Europa, Nederland, Amsterdam, Oost. En toch bekruipt me soms het gevoel dat ik mijn banden met dat enorme land weer moet aanhalen.
Vele boeken heb ik verslonden over de geschiedenis van het Amerikaanse leven, en de boeken die zich in de South afspelen spreken bijzonder tot de verbeelding. Het arme leven, de kleine dorpjes, de warme benauwde zomers van Alice Walkers The Color Purple, van Carson McCullers The Heart is a Lonely Hunter, van Harper Lee’s To Kill a Mockingbird. Mensen sloffen voort door het stof, de zon staat altijd hoog aan de hemel en moord, incest, roddelpartijen en racisme zijn onderdeel van het dagelijks leven. Het is moeilijk je voor te stellen hoe het leven daar vroeger moet zijn geweest. Wie kan zich nu nog indenken dat je elke dag dezelfde versleten kleren aan hebt? Toch heeft het een aantrekkingskracht. Toen ik als kind in Georgia was, waar mijn opa op zijn oude dag zijn winters doorbracht, raakte ik betoverd door de enorme bomen, waar lange grijze mossen aan hingen. De bomen waren honderden jaren oud, en ik dacht me in dat het mos hun baard was. Het leek wel of alles anders rook. Maar toen was ik jong, en me nog niet bewust van de diepgewortelde racistische traditie van het gebied. Ik ben nooit meer terug geweest naar het zuiden, en nog steeds wil ik op een dag de Mississippi, soms meer dan anderhalve kilometer breed, met eigen ogen aanschouwen.
Hoe kom ik aan deze pocket?
Dit boekje dook onlangs op toen ik mijn administratie, dozen vol, eindelijk op orde bracht. Tussen loonstroken en bankafschriften lag het naar adem te snakken. Het is een Puffin Classic, met zijn typische afzichtelijke afbeeldingen op de kaft. Spotgoedkoop, en daarom koop je ze. Maar dit boek heb ik niet zelf gekocht, het is veel ouder dan ik. Als ik het opendoe ruikt het naar muf. Naar de logeerkamer bij mijn oma, waar de kinderboeken die mijn moeder stuk las wachtten op de volgende generatie die ze zou openen. Het is een geluk dat dit boek zijn omslag nog heeft, want een hoop van die boeken stonden volledig gestript naast elkaar, soms zelfs bekrast door een ongeletterde kleuter.
Nou, was het nog wat, die Great American Novel?
The Adventures of Huckleberry Finn: Huck loopt weg van huis en vaart met ontsnapte slaaf Jim op een vlot de Mississippi af, onderwijl avontuur na avontuur belevend. Voorin het boekje staat een disclaimer van Mark Twain zelf. Of de lezer niet wil denken dat hij alle fonetische accenten door elkaar haalt: hij heeft er lang op gestudeerd om de verschillende dialecten zo authentiek mogelijk te doen klinken. Dat was aardig van meneer Twain, maar ik struikelde alsnog volop over de opgeschreven spreektaal, en af en toe ging ik zelfs flink op mijn bek. Toch, ondanks het gepuzzel, had ik het boek niet zonder gewild, want het doet wonderen voor je inlevingsvermogen. De grootste stoorzender was misschien nog wel het veelvuldige gebruik van het woord nigger. Elke keer weer als ik het las kromp ik een beetje ineen. Het is zo hard, zo gemeen, en het besef dat het toentertijd normaal was, maakt het nog het ergst. Ondanks de transformatie die Huck doorgaat (hij ziet eerst Jim als tweederangs burger maar beschouwt hem na een tijd als een echte vriend) blijft het een pijnlijke weergave van een beschamend verleden.
Hoewel ik het een onwijs gaaf boek vond, vrees ik dat ik al te oud ben. Niet dat ik vind dat ik geen kinderboeken meer kan lezen, ik herlees met regelmaat Thea Beckmann. Ik weet niet wat het is, ook al is dit boek ook voor volwassenen, ik vind het soms moeilijk me in te leven in de beleveniswereld van de tweenager. Ik had hetzelfde probleem met Wes Andersons Moonrise Kingdom. Misschien is er een andere reden waarom we kinderboeken weer uit de kast halen. Ik pak De Grote Vriendelijke Reus niet alleen omdat ik zo hard moet lachen om 'flitspoppen' van 'fropskottel'. Ik pak het ook omdat ik me veilig voel als ik het boek op bed lig te lezen. Alsof ik weer bij mijn ouders woon, en net uit school ben, en nog snel een hoofdstuk lees voor we aan tafel gaan. Of dat ik stiekem in bed een hoofdstuk lees na mijn bedtijd. Even vergeet ik dat ik zelf voor de honderduizenste keer moet bedenken wat ik in godsnaam ga koken en dat ik eigenlijk moet haasten om voor sluitingstijd in de supermarkt te zijn. Of dat ik zelf mag bedenken hoe laat het lampje naast mijn bed uit mag. Ergens riep het lezen van Mark Twains boek dit gevoel ook wel op. Maar toch lijkt het ergens al te laat te zijn geweest. Huckleberry Finn heeft een waardige poging gedaan. Maar voor mij kan er maar één kwajongen zijn. En dat is en blijft Pietje Bell.
Wat is die ondefinieerbare stapel waar het boek nu op ligt?
Papieren
Dit zijn de instructies om mijn registratie compleet te maken voor de afgelopen presidentsverkiezingen. Zelfs in dit soort officiële documenten zijn Amerikanen nog informeel: “Never take for granted that your ballot will simply arrive in the mail. Contact your election official and avoid surprises.”
Een doos krijtjes
Ondanks mijn redelijk goed betaalde baan ben ik twee van de vier weken blut. Een vriend van mij neemt mij graag uit eten en betaalt alles, in ruil voor ‘kunst’. “Kunst?” “Kunst, ja.” Dus ben ik begonnen met het tekenen van naakte vrouwen. Ik ben er niet slecht in, moet ik zeggen. Binnenkort moeten ook deze krijtjes maar eens te pas komen.
Mijn babyboek
Toen ik geboren werd maakte mijn moeder een babyboek. Maar ja, ze was 26 en het waren de jaren tachtig, dus het is meer een babyblocnote.
-
Kijk uit naar de volgende aflevering van Mees leest:
J. Slauerhoff - Het Leven op aarde of Een boek van de schrijver die vaste gast was in het café waar ik werk.
Aflevering gemist? Klik hier voor de vorige Mees leest: Amsterdamse Wijsheden 1984.