Marina Abramović, de kunstenares die naakt in een deuropening van een galerie stond. De vrouw die haar publiek een mes, scherpe scharen en een pistool gaf, en deze performance ternauwernood overleefde. Emy Koopman hield van haar.
Marina-moe
Even had ik genoeg van Marina Abramović. Meer dan genoeg, ik was haar helemaal zat, kon haar niet meer zien. Ze was overal, van de NRC tot de Opzij, van EYE tot Carré. Iedereen wilde een stukje van haar en ze leek meer dan bereid daaraan toe te geven. Al die aandacht was te danken aan het Holland Festival: als grote ster speelde ze vier uitverkochte avonden achter elkaar zichzelf in een toneelstuk van Robert Wilson. Na The Life and Times of Sigmund Freud en The Life and Times of Joseph Stalin nu The Life and Death of Marina Abramović. In een interview met De Groene Amsterdammer liet zij er geen misverstand over bestaan: wat haar betreft kon ze niet beroemd genoeg worden. Marina was natuurlijk al bekend, maar nog nooit zo mainstream als nu, en dat vond ze duidelijk geweldig. Ik was verongelijkt als de fan van een klein bandje dat na lang bikkelen de top-10 haalt. Marina delen met kunstliefhebbers was tot daaraan toe, maar met de hele wereld? Ik voelde me verraden.
Ik hield van Marina vanaf het moment dat ik met haar kennismaakte. Die kennismaking was niet zoals dat hoort te gaan bij ware liefde, niet live, face-to-face, maar via internet. Nadat een filosofiedocent over haar had verteld, googelde ik haar naam. Een van haar indrukwekkendste performances vond ik Rhythm 0, waarin ze toeschouwers 72 voorwerpen voorschotelde (van een roos tot scharen tot een geladen pistool) met de uitnodiging te doen met haar lichaam wat ze wilden. De bezoekers begonnen vriendelijk, maar ontpopten zich in de loop van de zes uur durende performance tot de meest wrede sadisten. Marina overleefde ternauwernood. Ooit, als klein katholiek meisje, bladerend door boekjes over heiligenlevens vol met prachtige vrouwen die hun ogen in extase opsloegen naar de hemel, had ik gedroomd van zo’n leven, zo’n zelfopoffering. Marina leefde dat leven van een martelares, en herrees na elk werk sterker dan ooit. Gina Pane met haar snijwerk kende ik al, maar Marina ging verder waar Pane ophield. Haar werk was toegankelijker en esthetischer, maar ook volstrekt compromisloos.
Later zag ik een aantal van haar Relationship Works met Ulay, de Duitse kunstenaar met wie ze twaalf jaar een intense, symbiotische relatie had. Ik zag ze in een museum waar een ex-geliefde had gewerkt – hij spookte nog rond in mijn hoofd en in de gangen, dook ineens op vanaf schermen. Terwijl Ulay en Marina elkaar steeds sneller in het gezicht sloegen, dacht ik wat alle ongelukkig verliefden voor en na mij moeten hebben gedacht: ‘zo voelt het, zo is het, liefde.’ Dat is wat Marina losmaakt: Ze weet emoties in alle hevigheid te vangen en om te vormen tot een werk waarin je je eigen pijn herkent. Tegelijkertijd verbleekt jouw pijn bij die van haar, en dat maakt dat je er vrede mee kunt hebben.
Nu, echter, leek Marina voorgoed gezwicht voor de persoonscultus rondom de kunstenaar. ‘Het verlangen om beroemd te zijn en bewonderd te worden is mijn drijfveer om iedere keer een nieuwe stap te zetten en het uiterste van mijzelf te geven,’ zei ze in het interview in de Groene. Alleen het eerste deel van die zin drong tot me door en riep de woorden op van Judas uit Jesus Christ Superstar, gezongen uit frustratie dat hij de liefde voor zijn idool met zoveel anderen moet delen, en dat dat idool die aandacht wel heel erg lekker lijkt te vinden: ‘You’ve begun to matter more than the things you say.’
Liefde die geen onderscheid maakt
Zo, sceptisch, teleurgesteld, ging ik naar de documentaire over Marina in EYE. Die houding hield ik nog geen vijf minuten vol. De aanwezigheid van de 65-jarige Marina zelf werkte al verzachtend: zij wilde, zo benadrukte ze, geen idool zijn. Ze droeg een lange zwarte leren jas en een lange zwarte strakke vlecht – zag er, kortom, uit als een SM-meesteres – maar maakte voortdurend grapjes, in een Engels met zwaar Oost-Europees accent. ‘Je moet ze wel vertellen dat je 700 uur gefilmd hebt,’ zei ze tegen regisseur Matthew Akers. ‘Zelfs mijn tante in Belgrado filmde je, drie dagen lang, ze ging ervoor naar de kapper en alles, maar ze zit in geen enkele scene. Mijn tante praat nu niet meer met me.’
Maar dan de documentaire The Artist is Present, over haar overzichtstentoonstelling in het MoMA. Voor deze expositie speelden jonge kunstenaars vijf van haar belangrijkste werken na. Zelf zat zij drie maanden op een houten stoel en bezoekers konden tegenover haar plaatsnemen. Deze documentaire is overdonderend. Marina is grappig, charmant, maar ook ijzersterk, bereid zich helemaal te geven. Lachend laat ze het plasbakje zien in de stoel voor haar zitmarathon in het MoMA: ‘Niet dat ik hem van plan ben te gebruiken, het is voor de zekerheid.’ Je ziet haar koken voor de jonge kunstenaars, en voor Ulay, die ze na 23 jaar weer voor het eerst ziet. Je ziet hoe onwennig hun hereniging is: Ulay maakt sarcastische opmerkingen, Marina lijkt indruk op hem te willen maken (‘ik kan nu autorijden, laat mij jou nu rondrijden’). Je ziet ook hoe het vroeger tussen hen was, van het begin (hij verzorgde haar wonden nadat zij zichzelf had toegetakeld voor een performance) tot het bittere eind (het werk The Lovers, waarbij ze elk vanaf één kant van de Chinese Muur naar de ander toeliepen, 2500 kilometer, om daarna voorgoed uit elkaar te gaan). Maar het grootste deel van de documentaire zie je Marina zitten in het museum, kijkend naar de bezoekers tegenover haar, en welk effect dat op hen heeft.
Marina is dan 63, single, mooier dan ooit. Ze zit wat voorovergebogen, in een enorme jurk, haar ogen gesloten, haar hoofd naar de grond gericht. Als de eerste bezoeker gaat zitten, tilt ze haar hoofd op, opent haar ogen en kijkt recht in de camera, naar de bezoeker, naar jou. Nog nooit heeft iemand mij zo aangekeken. De blik van Marina geeft je het gevoel alsof ze je beter kent dan je jezelf kent, zonder een oordeel over je te vellen. Je wordt gezien en dus mag je er zijn. Bezoeker na bezoeker is tot tranen toe geroerd, en ook zijzelf schiet meerdere malen vol. ‘Er zit zo veel pijn in de mensen,’ verzucht ze. Als onverwachts Ulay tegenover haar plaatsneemt schrikt ze even, het lijkt haar bijna te veel te worden. Maar ze herpakt zich, buigt zich voorover en raakt zijn handen aan. Tientallen jaren geleden zaten ze vele uren tegenover elkaar voor de performance-serie Nightsea Crossing. Tot hij wegliep, hij hield het niet meer vol. Nu is hij weer degene die opstaat, maar het is goed zo. Marina blijft zitten en ontvangt, bezoeker na bezoeker, de ene slopende dag na de ander, de liefde van duizenden.
‘Ik dacht dat ze verliefd op mij was, maar ze is verliefd op de wereld. Datzelfde misverstand zie ik bij het publiek ontstaan,’ zegt MoMA-directeur Klaus Biesenbach. Hij doet alsof hij opgelucht is dat Marina niet verliefd op hem bleek, maar klinkt eerder als een jaloerse geliefde. Hij lijkt niet te begrijpen dat Marina’s liefde alleen zo overweldigend kan zijn, omdat ze voor iedereen is. Het is het soort liefde dat bovenmenselijk is en nog het best beschreven wordt in Pasolini’s Teorema: het soort liefde dat geen onderscheid maakt. Dat begrijp ik ook pas bij het zien van de documentaire. Het gaat om het tweede deel van de eerdergenoemde zin uit het interview: ‘Het verlangen om beroemd te zijn en bewonderd te worden is mijn drijfveer om iedere keer een nieuwe stap te zetten en het uiterste van mijzelf te geven.’ Marina geeft echt alles van zichzelf, aan ons, voor ons, en dankzij ons. Zonder onze bewondering lukt het haar niet. Dat ze die bewondering nodig heeft, maakt haar menselijk.
Mijn beeld van Marina de heilige kan voorgoed bij het vuilnis, maar wat ervoor in de plaats is gekomen is beter dan dat. Ik houd weer van Marina, meer dan ooit. Zij mag beroemder worden dan Lady Gaga en Jezus Christus bij elkaar.
--
De documentaire The Artist is Present is 26 juni om 23:30u op tv te zien, in Avro’s Close-Up