In het huis van mijn moeder, bij de telefoon, stond een tafeltje. Behalve de telefoon zelf lagen hier drie dingen op. Een telefoonboek, een adressenboekje, en een blauwe balpen. Het snoer, gekruld als de staart van een varken, was niet erg lang maar lag desondanks opvallend vaak in de knoop. Het was in ieder geval niet lang genoeg om tot de bank te reiken, waardoor we gedwongen werden op die ene stoel bij dat ene turkooizen ronde tafeltje met de drie dringen te blijven zitten. Dit had tot gevolg dat we verwoedde tekenaars werden. Niets werd ontzien. Het adresboekje, rondslingerende lege enveloppen, de dunne pagina’s van het telefoonboek en ja, zelfs de tafel zelf werden ondergepend. Afwezige en zwierige dwaalsporen, geometrische vormen, wolken, gebouwen, alles kwam tevoorschijn.
Ik zit op die stoel. En ik kom er niet van af. Om mij heen stapelen de tekeningen zich weer op, volgekraste blaadjes onzinnigheid. Overal staan bloemen, en op het aanrecht pronkt een enorme fruitschaal. Om er een vrucht uit te pakken, moet ik twee glimmend blauwe krukken ter hand nemen. Ik heb namelijk een gebroken voet. Ik zal niet al te uitgebreid uitweiden over het hoe en wat (ik noem enkel trefwoorden Jägermeister, regen, fiets) maar wat duidelijk is, is dat ik heden ten dage het leven slijt met een blok aan het been, gekluisterd aan huis. Ik weet namelijk niet of jij wel eens hebt geprobeerd met die krengen vijf trappen op en af te komen, maar dat is dus niet te doen.
Ik heb denk ik nog nooit zo veel bezoek gehad als de afgelopen week. Het lijkt wel of ik net bevallen ben van een drieling, zo erg loopt het storm. Ze wisselen elkaar af, terwijl ik naar de voordeur hobbel om de deur open te doen. Hijgend en puffend komt men boven aan, met een plastic tas vol boodschappen en een blik waar zowel medelijden als een lach op staat. Want al moet ik douchen met één been omwikkeld met een plastic zak in de lucht gestoken (ondertussen doodsangsten uitstaand over het breken van been nummer twee) zo rampzalig is het allemaal nog niet. Sterker nog, het is ook wel weer gezellig om zoveel behulpzame visite te hebben. Mijn huis ligt er bijvoorbeeld netter bij dan ooit. Volgens mijn huisgenote komt dit omdat ik alleen nog maar in staat ben om één hoek van de woonkamer (die van mijn troon) overhoop te halen. Maar dat is het niet alleen, want iedereen is attent, wast af, en brengt mijn kop koffie naar de tafel zodat ik deze niet wankelend aan het aanrecht hoef te drinken.
Wanneer je gebonden bent aan een paar vierkante meter, wil de verveling nog wel eens toeslaan. Ik ben niet in het bezit van een televisie, en zelfs het internet weet niet eeuwig te boeien, gezien ik ondanks het immense aanbod toch maar steeds op dezelfde drie sites terecht kom. Zo wil het dus nog wel eens voorkomen dat ik aan tafel niets zit te doen. Het is deze staat van zijn, waar ik niet tegen kan. Niet dat ik niet graag naar buiten staar, integendeel, dat is één van mijn favoriete bezigheden. Nee, het is dat onzichtbare krullende snoer wat me op deze plek houdt, net te kort om datgene te bereiken waar ik eigenlijk bij wil.
Ik zit nooit meer stil aan de telefoon. Sterker nog, bellen is tegenwoordig de ideale gelegenheid om eens de afwas te doen, e-mail te checken, lippenstift op te doen, olijven te eten, naar het werk te fietsen, wachttijd op het perron te overbruggen of op zijn minst om doelloos tien rondjes door het huis te lopen. Trouwens, het concentreren op één ding gaat me überhaupt moeilijk af. Als ik een dvd kijk op de computer wil ik tot zes keer toe toch nog even naar Facebook, als ik een boek lees moet er elk kwartier met een scheef oog naar buiten worden gekeken, als ik in de kroeg een gesprek voer moet het om de haverklap worden onderbroken door een observatie als “...hey serieus check even de neus van die gast!”
We zitten op dag vijf. Maandag hoor ik in het ziekenhuis hoe we verder gaan. Of het nog weken gaat duren, of het al in tape mag, of dat het loopgips wordt. Maar ik kan je één ding verzekeren. Dat snoer, dat wordt doorgeknipt. Want hoe lekker het ook is, die rust, de dagen van de huistelefoon zijn voorbij.