De landelijke actie Nederland Schreeuwt om Cultuur was een begin, maar nu moeten we ons vooral gaan richten op wat we zelf kunnen doen, vertellen strijdbare theatermakers. Liever dan boos naar Den Haag te wijzen, willen ze aan de slag en beter theater dan ooit maken. Dat is volgens Roos precies wat we nodig hebben.
Aan het begin van het theaterseizoen werden ook dit jaar weer toespraken gehouden over de toekomst van het theater, waar ik hier in oktober over schreef. Het ‘gewoon’ over theater hebben was er toen niet bij: globalisme, politiek en de positie van kunst waren de thema's. Met de alomtegenwoordige term ‘linkse hobby’, een rechts kabinet en kunstbezuinigingen in aantocht, vroeg ik me af hoe jonge theatermakers nu de toekomst zien. Inmiddels zit Rutte op het pluche, zijn de bezuinigingen een feit en wordt er gesproken van een 'kunstvijandige samenleving' (Bas Heijne in NRC, 27 oktober 2010). De kunstensector werd zich werkelijk bewust van deze situatie: ongeloof sloeg om in paniek en woede en mondde op 20 november uit in een schreeuw. Een schreeuw om cultuur, tegen een samenleving zonder kunst. De Nederlands-Israëlische theatermaker Ilay den Boer (1986) stond twee weken geleden niet op het Neude of Leidseplein: “Ik heb die dag gewerkt aan mijn nieuwe voorstelling. Dat vind ik belangrijker, en ik bereik er hopelijk meer mee dan met een schreeuw."
Net als Ilay ziet ook Thomas Verstraeten (1986) van het Vlaamse gezelschap FC Bergman weinig in geschreeuw. Hoewel hij de opkomst indrukwekkend vindt, vraagt hij zich af wat zo'n actie teweeg kan brengen. Bovendien herkent hij zich geenszins in de angsten van zijn Nederlandse collega's. “Van een kunstvijandige samenleving zoals dat hier wordt genoemd, is in Vlaanderen geen sprake.” Dat populistische politici zich in Nederland tegen de culturele of linkse elite keren lijkt dan welhaast een willekeurige keuze. Of alleen een gevolg van politieke besluitvorming; Maarten Asscher wijt in een ‘pamflet tegen de kaalslag’ (NRC, 3 december 2010) de huidige Nederlandse ontwikkelingen vooral aan een afnemende betrokkenheid van de politiek bij de kunst in de afgelopen jaren. Hij ziet het als een fundamenteel politiek probleem, en wil de medeplichtige politici wijzen op hun verantwoordelijkheden. Ilay den Boer vindt juist dat we niet alleen naar Den Haag moeten wijzen, maar dat de kunstensector bij zichzelf te rade moet gaan:
“200 miljoen bezuinigen is bijna een criminele daad, vooral de manier waarop dat wordt gedaan. Echt verschrikkelijk. Maar ik vind niet dat ik de verantwoordelijkheid moet leggen bij de overheid, die verantwoordelijkheid ligt bij mezelf. Wij als kunstensector hebben het zover laten komen dat we zo makkelijk in een hoek van linkse hobbyisten gegooid zijn. Wij kunnen dat zelf weer veranderen en laten zien dat we ertoe doen.”
Theatermaker Peerke Malschaert (1983) schreeuwde wel uit volle borst mee tijdens de landelijke actie; zij denkt dat een grote groep mensen die de straat op gaat een signaal kunnen geven naar de politiek en de samenleving. Ze had als persoonlijke missie ook haar hele familie uitgenodigd: ooms, tantes, ouders, broers en zussen. Volgens haar moesten niet alleen kunstenaars gaan schreeuwen, maar vooral ook het publiek. “Voor hen maken we immers theater.” Ook het publiek moet zich bewust worden van de bezuinigingen en de effecten daarvan. Desalniettemin is Peerke het absoluut met Ilay eens: kunstenaars moeten hun verantwoordelijkheid nemen:
"Ik denk dat wat er nu gebeurt goed is voor de kunstensector, en zeker voor het theater, omdat we dan eindelijk van ons eilandje afkomen. We moeten heel goed nadenken over hoe kunst een toegevoegde waarde is voor de samenleving. Het verwijt dat kunst elitair zou zijn moet ervoor zorgen dat een theatermaker bij zichzelf te rade gaat: maak ik eigenlijk elitair theater?”
De boodschap is: laten we deze bezuinigingen, hoe schandalig dan ook, vooral aangrijpen om kritisch te zijn over dat wat er gemaakt wordt. Ga de dialoog aan met jezelf, met elkaar en met je publiek. Ilay den Boer probeert met zijn serie voorstellingen Het Beloofde Feest zo’n inhoudelijke dialoog te voeren met zijn bezoekers, onder andere door letterlijk een gesprek met de toeschouwers te voeren. "Zoek actief je publiek op," zegt ook Peerke Malschaert. Hoe moeilijk dat is, merkte ze kort geleden toen ze een theaterproject deed in Flevoland. Een gratis voorstelling en actief flyeren zorgde niet voor veel bezoekers, maar wel voor een publiek dat nooit theater zag en diep geraakt was. Theater maken dat het publiek echt bereikt en actief in de wereld staat is geen gemakkelijke opgave, maar gelukkig zijn er goede voorbeelden: De Nederlandse Opera die hun opera Marco Polo naar de Amsterdamse Zeedijk verplaatste; Oscar Kocken en Lucas de Man die met de voorstelling Bejaarden & Begeerte hun publiek opzoeken; Lotte van den Berg die met haar theatergroep OMSK vanuit Dordrecht de wereld in trekt. Ook muzikant Kyteman die in Utrecht zijn utopie bouwt is voor Ilay den Boer een mooi voorbeeld van een concrete actie die getuigt van een brede visie. “Theater is misschien niet voor iedereen weggelegd, maar ik denk echt dat er een groter publiek kan zijn. Ik denk dat theater, omdat het live is, heel kwetsbaar is en dat botst in in deze harde maatschappij," zegt Peerke. Het is precies die kwetsbaarheid, die nabijheid van het moment tussen maker en publiek die theater bijzonder maken.
Voor theatermakers is nu het moment om aan de slag te gaan. Deze drie jonge makers vinden dat ze zichzelf vragen moeten stellen in plaats van de politiek. Ze gaan strijdbaar en kritisch te toekomst tegemoet, een houding die kan worden samengevat als ‘we gaan de wereld eens laten zien wat theater is.’ Dat lijkt mij veelzeggender dan 100.000 schreeuwende mensen.