De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Merel Eimers en Simon van der Weele constateren dat de Amsterdamse kraakbeweging op een slimme manier meer sympathie onder de bevolking probeert te krijgen.
Dat de woningmarkt in veel steden binnen de Randstad uit zijn voegen barst, is geen geheim. Zeker in Amsterdam is wonen tegenwoordig meer een privilege dan een recht. Of je het nu wijt aan het wanbeleid van de wooncorporaties, de komst van dikbetaalde expats, het trage tempo waarin nieuwe woningen worden gebouwd, de verleiding van Airbnb of de toestroom van jonge hoogopgeleiden uit krimpgebieden elders in Nederland – feit blijft dat het vechten is om de donkere etagewoningen, de krappe kamertjes en de slecht geventileerde studio’s. Zo zijn de Amsterdamse woningen voorbehouden aan rijken en toeristen, en worden de bewoners met midden- en lagere inkomens die de stad draaiende houden langzaam verbannen.
Vorige maand werd de berichtgeving omtrent de overspannen woningmarkt opgeluisterd door twee succesvolle kraken van gewilde Amsterdamse hotspots. Op 17 juni kraakte een groep een groot pand aan de Koninginneweg in Amsterdam-Zuid. Drie dagen later berichtte Het Parool over een groep vrienden die een voormalige pizzeria in De Pijp hadden gekraakt.
Sinds 2010 is kraken in Nederland strafbaar. Dat wil niet zeggen dat kraken is verdwenen, maar het verbod en de daaropvolgende anti-kraakregelgeving hebben de beweging behoorlijk in omvang en daadkracht doen afnemen. Met deze marginalisering zijn ook de maatschappelijke steun voor en het begrip van kraken als politieke actie tegen woningnood grotendeels verdwenen. Bij de ontruiming van de befaamde Tabakspanden in de Spuistraat in 2015 bedienden commentatoren zich van clichés als ‘langharig tuig’, ‘vandalen’ en ‘werkschuwe linkse rakkers’. Deze beeldspraak vond vorige maand ook weer aftrek onder Paroollezers, die met ongenoegen reageerden op de kraak in de Pijp: ‘Ja zo lullig ik wilde graag op Park avenue in New York wonen maar dat is ook niet te betalen,’ betoogt er één, met veel gierende emoji’s, en een ander reageert met: ‘Och wee, de linkse gekkies gaan weer kraken. Geen geld om huur te betalen maar wel een advocaat in de arm nemen om illegaal in andermans eigendom te verblijven.’
Waarom die vijandigheid, terwijl iedereen kan zien dat het huilen met de pet op is voor woningzoekers? Gelooft men dat de huidige woningnood een onvermijdelijkheid is, waar de overheid geen verantwoordelijkheid voor draagt? Een straf van God voor mensen met een jaarsalaris van minder dan zestigduizend euro?
Kraken is nu minstens zo belangrijk en relevant als tijdens de jaren ’70 en ’80, maar krakers zullen hun vocabulaire wellicht moeten aanpassen om opnieuw een bredere waardering voor hun boodschap te vinden. In dit opzicht hebben de ‘junikrakers’ hun spel slim gespeeld. Zij gebruikten als argument voor hun acties de gentrificatie van De Pijp en de opkomst van Pretpark Amsterdam: onderwerpen die veel Amsterdammers aan het hart gaan en veel media-aandacht genereren, en bovendien belangrijke oorzaken van de woningnood vormen. De krakers in Zuid gijzelden nota bene een pand van Booking.com CEO Gillian Tans, die het pand naar verluidt wil verhuren via Airbnb. De berichtgeving van deze actie in Het Parool was – ondanks de gebruikelijke reaguurders – positief. Zo kweken de krakers sympathie onder de bevolking, zonder de kern van hun activisme uit het oog te verliezen: als toevoeging op de felle argumenten tegen toerisme en verrijking prijkte aan de gevel van het pand aan de Koninginneweg gewoon een spandoek met een leus over de woningnood.
Beeld via Foter.com