Een ouder echtpaar bezoekt nog eenmaal een vakantiepark. Temidden van de schreeuwende kinderen en barbecuelucht bespreken ze het verleden. Een kort verhaal met een onverwacht einde.
‘Doen we het?’
‘Ja.’
‘We doen het.’
Hij was vergeten een hand in de lucht te steken toen de rood-grijze streekbus naderde. Het tafereel dat volgde, deed George denken aan het nieuwsbericht over een Belgische buschauffeur die in een vlaag van woede negen haltes voorbijreed. De chauffeur van lijnbus 358 was boos omdat iemand op de stopknop had gedrukt en vervolgens niet uitstapte. ‘Maak je geen zorgen,’ fluisterde George in haar oor. ‘Dit is vast een vergissing. Over een half uur komt er weer een.’
Precies 33 minuten en 20 seconden later kwam de streekbus snerpend tot stilstand. ‘Dit is geen manier van doen,’ mompelde Bernadette toen de chauffeur weigerde zijn hokje te verlaten om de rolstoelplank uit te klappen. Onbewogen bleef ze voor zich uit staren tot het moment dat twee tieners aanboden haar rolstoel naar binnen te tillen. ‘Dank jullie wel,’ wierp Bernadette de vlassige snor en het bordeauxrode voetbalshirt toe terwijl George de chipkaarten langs het display haalde. Eenmaal naast haar hoorde George hoe ze de haltes op het schermpje telde. Een, twee, drie… Bij drie liet ze haar hoofd op zijn overhemd rusten.
Tegen het vallen van de avond arriveerden George en Bernadette bij het vakantiepark. Schuifelend over het grind werden zij gepasseerd door glimmende kinderlijven die elkaar, gewapend met kleurrijke supersoakers, op afstand probeerden te houden. In de verte een witte pluim rook aangestuwd door briketten, spiritus en chipolataworstjes. Aan een van de vele scheerlijnen een handdoek van badstof dat een prinsessenverhaal vertelde. Ernaast een shirt van Daley Blind. Het was de zomer van Nederland tegen Argentinië. De zomer waarin George en Bernadette in elkaars gerimpelde armen verstrengeld raakte.
‘Lief, heb jij de papieren bij de hand?’ vroeg George toen ze oog in oog met de receptionist stonden. Haar in de lak, scheve voortanden, logo van de zaak. PREMIUM COTTAGE stond er op het A4-tje geschreven. Een huisje voor acht, open haard, gemeubileerd privéterras. Ze hadden gekozen voor het meest afgelegen huisje, twee nachten op rij. Alles voor het geval dat.
Nadat George en Bernadette hun spullen hadden weggebracht, zetten zij koers richting het zwembad. Het knarsende geluid van voetstappen, het zachte gezoem van de rubberen rolstoelbanden. Zelfs in dit alledaagse ritme was de zomer terug te horen. Aan het zwembad kregen ze cola en friet aangereikt, vanaf een dienblad met vlaggenmotief Eén van de vlaggen bracht hen terug naar vroeger. Naar de periode waarin hij als eerste-luitenant gestationeerd was op Andir en zij met hem danste in een veld vol gepunte bamboestokken.
‘Je zag er zo verdrietig en verlaten uit. Daarom ben ik naast je gaan zitten.’
‘Jij droeg twee verschillende sokken – mint en roze. En een van de schouderbandjes van je jurk zakte telkens af. Door het vele dansen.’
‘En jij dan. Je schreef me liefdesbrieven. Met telkens weer dezelfde fout erin.’
‘Dat deed ik expres.’
‘Ja, waarom eigenlijk?’
‘Ik wilde je aandacht vasthouden. Ik las de zinnetjes telkens opnieuw, in de hoop dat jij hetzelfde zou doen. Je hebt de brieven in ieder geval altijd bewaard.’
‘Klopt. In dat turquoise Verblifa-blik dat wij later aan Gijs hebben gegeven.’
In de uren die volgden, sprongen George en Bernadette van anekdote naar anekdote. Ze spraken over de oorlog die nooit ophield met nasmeulen. Over de bruiloft waarbij het weer zo goed was. Over Koos die tijdens het jonassen per ongeluk losgelaten werd en een hernia viel. Over dat ze teruggingen naar Indië. Over het voetbalstadion dat vernoemd werd naar de vermoorde vrijheidsstrijder. Over de geboorte van Gijs. Over de vele foto’s die George met z’n polaroid maakte – van Gijs. Over de vele foto’s van Gijs die in het plastic van het fotoalbum verdwenen. Over Gijs die zijn opstellen niet met Gijs, maar met G. wilde ondertekenen. Over Gijs en de middelbare school. Over Gijs en z’n eerste vriendinnetje. Over Gijs die dronken thuiskwam na een avondje stappen. Over Gijs en het bos. Over het bos en Gijs. En over de schoenen van Gijs die aan de rand van het bos werden gevonden.
‘U kunt de tijd niet terugdraaien,’ sprak de ober toen hij het dienblad weer ophaalde. Het lukte Bernadette nauwelijks nog een glimlach te forceren, George fronste zijn voorhoofd en maakte een wegwerpgebaar. ‘Praat me er niet van.’
Een voor een bespraken zij de gebeurtenissen van hun leven. Herinneringen die verdwenen als kogels in de mist – alsof er een doosje geweerpatronen leeggeschoten werd en het slechts de galm was die bleef. Tot het moment dat er echt niets meer restte, echt niets meer was. ‘Laten we nog iets bestellen,’ opperde George. ‘Een flesje wit? Om de hitte te trotseren?’ Bernadette knikte instemmend terwijl zij het smoezelige servet fijnkneep en routineus tot een balletje vormde. ‘Laten we dat maar doen.’ George wenkte: ‘Ober, doe er nog maar een.’
Ze nipten aan hun glazen, staarden in het rond. En hoewel de schemer al enige tijd ervoor was ingevallen, hield het gekrioel rondom het zwembad aan. Langs hun tafeltje wandelde een meisje – zwart badpak, speelse knot – dat in het voorbijgaan een honingachtig aroma verspreidde. Vlak erachter een jongen die – in allerijl – zijn zwembroek probeerde recht te trekken. Verderop een man die licht bijscheen in de hoop meer grip te krijgen op z’n kruiswoordpuzzel. Naast hem een vrouw die vergeefs om aandacht vroeg. Diepe groeven die irritatie verraadden. ‘Laten we gaan,’ stelde George voor nadat hij de compositie voor de zoveelste keer in ogenschouw had genomen. ‘Het is wel mooi geweest zo.’
De rolstoel gleed langs witte berkenbasten, Amerikaanse eiken, en in de verte klonk iets wat op het getsjirp van een krekelfamilie leek. Hoe dichter bij het huisje, hoe luider de beat afkomstig van het naastgelegen sportterrein. Ze volgden de sokkellampjes, die met hun paarsige gloed verdekt langs het pad stonden opgesteld, en vonden zo de voordeur van huisje 83. De geur van avondvierdaagse hing in de lucht, wat evenveel betekent als regen op komst.
Eenmaal binnen vertelden George en Bernadette elkaar over de angst die ze deelden. De angst om alles opnieuw kwijt te raken. De angst voor woorden die weigeren, zinnen die haperen, het gesprek dat niet meer op gang te krijgen is. ‘Ik heb nagenoeg altijd van je gehouden,’ zei George terwijl hij blindelings de handen van Bernadette vond. Op die ene middag na. Je weet precies welke middag ik bedoel.’ Ze knikte, glimlachte en gaf hem een zacht kneepje. De scène bleef zich herhalen tot het moment dat George een opgevouwen blaadje uit zijn broekzak haalde. Daarop stonden slechts twee woorden: twee en gram.
Twee gram poeder moest volgens de meneer van de stichting voldoende zijn. Opgelost in een laagje water. ‘Daarna zal je bloeddruk in razend tempo dalen,’ had de adviseur staccato medegedeeld. ‘En dan ineens kan het voorbij zijn. Misschien kennen jullie het verhaal van meisje X wel. Ze was pas negentien, topfit, en tóch heeft het gewerkt. Laten we zeggen dat het zeer effectief spul is.’ Als drie acteurs hadden ze aan de keukentafel gezeten. En alle drie waren ze voor eventjes hun tekst kwijt. Toch had Bernadette na een poosje ‘we doen het’ gezegd. Zachtjes, behoedzaam. Ze rondde af met een knikje en reed weg om koffie te halen.
Hij had haar uit de rolstoel getild en op bed gelegd. Met een washandje was hij over haar naakte lijf gegleden om vervolgens samen die ene lievelingspyjama aan te doen. Haar ogen schoten alle kanten uit en hij zag hoe de tranen opwelden. Vroeger interesseerde muziek hem geen ene moer, maar voor dit moment had hij Sinatra geregeld. And now, the end is near. Setje speakers naast het bed. Er waren slechtere manieren van doodgaan te bedenken.
Een voor een trok George de keukenkastjes open, maar geschrokken constateerde hij dat alle kastjes nagenoeg leeg waren. Er zou toch wel ergens in deze verdomde bungalow een glas te vinden zijn? Hij schaamde zich voor het feit dat hij met dit scenario geen rekening had gehouden. Op bijna alle belangrijke momenten was zij zijn kompas geweest, en uitgerekend nu leek hij niet zonder te kunnen. George trok de lades open, wierp een blik onder de gootsteen, hoopte in de badkamer iets aan te treffen, maar zonder resultaat. Hij trok zijn schoenen aan, liep zo’n honderd meter van de bungalow en belde aan.
‘Goedenavond.’
‘Hai.’
Voor hem een jonge vrouw met een cocktailglas in haar hand. Naast haar een jongen – hooguit een jaar of twintig – die een strijdlustige blik op haar billen wierp. In slow motion kropen de heupen van de jongen richting haar achterwerk. Met haar vrije hand gaf ze hem een tikje op z’n pols. Corrigerend. Als teken dat de beantwoording van zijn lust nog even uitgesteld moest worden. ‘Wat kunnen wij voor u doen?’ glimlachte het meisje hem toe. ‘U heeft toch geen last van de muziek hè?’ vulde de jongen verontschuldigend aan. ‘Nee, nee. Dat is het niet,’ gaf George terug. ‘Ik wilde enkel vragen of u misschien een glas voor mij heeft.’
Bernadette had niets van zijn afwezigheid gemerkt. Op nog exact dezelfde manier staarde ze naar het plafond, met een vreemde soort glans in haar ogen. Voor de zekerheid controleerde George zijn briefje. Geen twijfel, het stond er echt: twee gram. Twee gram poeder in lauwwarm water. ‘Het zou een beetje kunnen gaan bruisen,’ had de adviseur van de stichting gewaarschuwd. ‘Maar laat je daardoor niet van de wijs brengen. Dat hoort er nu eenmaal bij. Chemische reactie.’ Minutenlang roerde George met een theelepeltje tot het moment dat hij zijn neus aan de rand van het glas zette. Een zoete abrikozenwalm kietelde zijn reukzintuig. Het drankje was af. Zachtjes schudde hij het glas heen en weer. Het was tijd om te gaan, tijd om toe te dienen.
George nam plaats op de rand van het bed en aaide Bernadette door haar dunne, uitgebloeide haar. Terwijl hij haar kuste, rook hij de harsachtige geur van haar parfum. ‘Het is zover,’ fluisterde hij haar zachtjes toe. ‘We gaan het doen.’ Tijdens het uitspreken van die woorden ontspande haar gezicht en liet Bernadette haar mond langzaam open glijden. Zachtjes drukte hij het glas tegen haar onderlip om vervolgens toe te kijken hoe het mengsel met gepaste snelheid haar keelgat ingleed. Buiten geblaf, iemand die in een telefoon praatte, een lamp die flikkerde. Binnen een kus, een plastic zak, een tie-wrap. Het zekere voor het onzekere. Een vaarwel.
Zijn hand streek even over haar borst en bleef ergens halverwege liggen. Eerst voelde haar ademhaling gelijkmatiger, vervolgens nam die zachtjes af. De laatste jaren had hij gevoeld hoe wanhopig ze was, dat geen injectie meer op kon tegen de ondraaglijke pijn. En dan was er ook nog eens het verleden dat zijn gram probeerde te halen. Hij keek toe hoe de plastic zak boller en boller werd, hoe haar gezicht verdween in de eigen mist. Hij griste het glas van het nachtkastje, dronk de laatste slokken weg, wikkelde het plastic rond zijn hoofd en voelde het riempje strakker en strakker om zijn nek. Hij dacht aan Gijs, het bos, de schoenen, de vergankelijkheid. En zocht haar handpalm. Op de tast.
Dave Boomkens jogt het liefst in zijn Zlatan Ibrahimović-shirt langs de Maas. Daarnaast leest en schrijft hij graag. Zo schreef hij onder meer 'Liesbeth List, de dochter van de vuurtorenwachter' en richtte hij, samen met dichteres Ellen Deckwitz en kinderboekenschrijver Edward van de Vendel, Eurostory op.
Pirmin Rengers is illustrator en docent. Hij woont in Assen, werkt overal en houdt van hobby's.