Voor Willem is radio op zijn retour, hij kijkt graag clipjes. Zijn gedachten waaien dan alle kanten op. Deze keer: Timber Timbre en de fanfare van Wanssum. Klik hier voor de overige delen.
Presidentswagens zweven door het beeld. Een man met geweer schiet aan de lopende band een passagier door het hoofd. Veel bloed, het hoofd van de passagier grotendeels weggevaagd. De een na de ander. En dan blijkt er aan het geweer een slang te zitten die naar een groot hoofd leidt.
Het begin van de videoclip van Timber Timbre blijft me het meeste bij. Ik moet denken aan de fanfare van Wanssum. Deze vereniging was het onderwerp van mijn masterscriptie geschiedenis, vraag me niet waarom. Tijdens mijn onderzoek interviewde ik verschillende muzikanten. Drie van hen gebruikten afzonderlijk van elkaar, zonder dat ik erover begon, de moord op John F. Kennedy als referentiepunt. Ze wisten nog waar ze waren op het moment dat ze van de moord hoorden: in het dorpshuis van Wanssum, met hun koperinstrument in de hand, de wekelijkse repetitie. Daardoor wisten ze ook te vertellen hoe de vereniging er in 1963 precies voorstond.
Uit alle vreemde, intrigerende beelden die voorbij komen in de videoclip kies ik uitgerekend voor JFK, voor ‘things recognized from television channels’, zoals er wordt gezongen. Toch is het bij een grote gebeurtenis niet alleen het beeld dat je bijblijft, maar vooral ook de plek waar je je op dat moment begeeft.
Bij de dood van Diana zat ik op de bank in het huis van mijn oma. Het was zondagochtend. Ik logeerde bij haar. Ze was nog niet wakker en daarom had ik de tv maar aangezet.
Op ‘11 september’ zat ik achter een computer op het kantoor van De Gelderlander. Ik liep stage op de streekredactie en tikte een stukje over Bergharen toen er steeds meer journalisten van hun plaats opstonden en voor de televisies gingen staan.
In het uur voor de moord op Pim Fortuyn had ik samen met mijn broer aan de keukentafel naar het interview op 3FM geluisterd. Ik was destijds een newsjunkie. Ik zorgde dat ik voor zes uur had gegeten, zodat ik naar de woonkamer kon voor het NOS Journaal. In mijn eentje keek ik toe hoe Harmen Siezen stotterde dat Fortuyn was ‘neergestoken’.
Maar de plek die me nog altijd het meest aanspreekt, was waar ik hoorde van de moord op Theo van Gogh. Ik stond bovenaan de trap van mijn ouderlijk huis. Ik had me net gedoucht, een handdoek om mijn middel geslagen, toen mijn moeder me van beneden riep. Theo van Gogh is vermoord, zei ze.
Bovenaan een trap is een goede plek om ingrijpend nieuws te horen. Je kijkt meteen de diepte in. De wereld is veranderd en je kunt maar een kant op: naar beneden.