Deze week liep ik mijn vaste route van mijn deur naar het metrostation, met mijn vaste, van de omgeving losgezongen gedachten. De ruimte daar ontgaat me, door de routine kijk ik niet meer. Maar op die dag liep er een gezinnetje: een nerveus rokende, kruinkale vader op puntschoenen, twee kleurig geklede kinderen en een moeder die niet opviel – mij niet opviel, het was een vluchtig voorbijgaan. Wat me wel opviel was dat ze één ov-kaart hadden en daarmee alle vier door het poortje liepen en aan de andere kant van het station weer.
Waar ik ook niet aan denk tijdens dat dagelijkse tochtje: aan de andere kant van het spoor staat een asielzoekerscentrum, in wat tot voor kort de Penitentiaire Inrichting Amsterdam Overamstel heette: populair de Bijlmerbajes. Toen ik zag dat het gezinnetje doorliep en niet de trap op naar de metro schrok ik op uit mijn gedachtenroutine. Dit waren vluchtelingen, (op)gevangen in de voormalige gevangenis vlak naast mijn huis.
Daar moest ik aan denken toen ik het werk van Karl Ketamo zag. Politiek en recht blijven al te vaak abstract, in letterlijke zin: buiten de fysieke werkelijkheid, als geesten die door het land waren, maar zijn dat allerminst. Ketamo filmde vluchtelingen die over de weg van en naar het asielzoekerscentrum in Ter Apel lopen en combineerde die beelden met die van mensen die door Nationaal Park de Drentsche Aa wandelen. Hetzelfde wandelen, door nagenoeg hetzelfde landschap (Ter Apel ligt niet ver buiten de grenzen van het park).
Ketamo verbindt dit aan iets algemeners, abstracters. Hij scande landschappen die zijn verwerkt in paspoorten van verschillende landen, elk met symbolische verwijzingen naar reizen. Vogels in formatie boven een lege, bewegingsloze vlakte, nomaden op kamelen, zeilschepen in soorten en maten, een negentiende-eeuwse rivierstomer. Paspoorten representeren de vrijheid van reizen, maar tegelijkertijd de nationale identiteit, net als die beelden. En paspoorten kunnen grenzen openen, maar ook sluiten (zoals pas nog pijnlijk duidelijk werd). Door je paspoort ben je vrij als een vogel, maar vlieg je ook altijd over dat idyllische nationale landschap.
Die dubbelzinnigheid zit ook in de beelden van Ketamo, omdat het reizen dat ze tonen vooral een uiting is van nationale identiteit, die weer wordt uitgedrukt in een landschap en dus expliciet naar de ruimte verwijst. De mensen die door het beeld van Ketamo lopen, op wat ik me voorstel als een slome zondag in de herfst, geven dus uitdrukking aan hun identiteit. Met hun paspoort. Net als de wandeling van de vluchtelingen in Ter Apel, behalve dat zij daar lopen omdat ze geen paspoort hebben.
Voor de filosofie is haar eigen abstractie een probleem. Wie orde wil scheppen in de wereld heeft abstracties nodig, anders blijft de wereld een chaos zonder betekenis. Maar het omgekeerde is ook waar: onder die abstracties loert chaos (zonder betekenis?). Politiek en juridisch is er een onderscheid tussen de wandelaars in het nationale park en de vluchtelingen in Ter Apel. Karl Ketamo zet ons terug op de grond: ‘Waar is dat verschil dan?’ lijkt zijn werk te vragen. En waarom staan er vogels op mijn paspoort, als er zoveel mensen als ratten in de val zitten? Dat zijn relevante en urgente vragen en hét bewijs dat we niet alleen filosofie nodig hebben om de wereld (juist niet) te begrijpen, maar ook kunst. Misschien nu wel meer dan ooit.