Er zijn junkies in ons pand. Ik heb ze niet met eigen ogen gezien, maar de uitgespreide stukjes aluminiumfolie met het zwarte goedje in het midden vormen het onmiskenbare bewijs. Toen ik het rituele hoopje in een hokje van het trappenhuis voor het eerst opmerkte, hurkte ik en staarde er gefascineerd naar. Ik heb in mijn leven eigenlijk nog nooit iemand drugs zien gebruiken, hoewel het toch regelmatig in mijn omgeving gebeurd moet zijn. Ik hoorde dan achteraf dat “echt iedereen aan de coke was” of dat “de hele groep ‘em hard tripte op fucking lekkere XTC”. Het was alsof iedereen snel een lijntje nam op het moment dat ik naar de WC ging en het geheel weer snel onder een bierviltje schoof bij mijn terugkomst. “Hé man, waar was je? Aaaah holy fuck! Wat sta je daar nou? Ga zitten man! Neem plááts!”
Eigenlijk verstoppen alle illegale uitwassen zich voor mij. Toen ik nog in een buitenwijk woonde, las ik wekelijks in de krant over moorden, verkrachtingen en drugsdeals die bij mij om de hoek plaatsvonden. Maar als ik met mijn plastic tas naar de buurtsuper liep, verborgen alle gangsters vlug hun stiletto’s en boksbeugels achter hun rug, veegden gehaast het bloed van de stoep en zwaaiden glimlachend samen met hun tandeloze slachtoffers naar de nietsvermoedende buurman. De criminaliteit was als de toverwereld van Harry Potter, het Madrid van Sinterklaas en god mag weten waar de tandenfee woont: een onzichtbare plek waarvan ik zeker wist dat het bestond, maar waarvan ik alleen maar geruchten en vage sporen opving. Ik wist het wachtwoord niet en niemand stuurde me een uitnodiging.
Deze junkies zijn slordiger. Ik had er eentje zien morrelen aan onze voordeur, waarna ze zo vlug mogelijk met gebogen rug wegstrompelde bij het horen van mijn voetstappen, als een verlegen zombie. “Er woont een dealer hier,” fluisterde een buurvrouw met een mix van angst en sensatiedrift. Ik zou anders nooit met haar gesproken hebben en vond haar heel vriendelijk en bovendien aantrekkelijk voor haar leeftijd, die zich alleen subtiel kenbaar maakte door middel van de kleine rimpels rond haar grote bruine ogen. Ook anderen onderbreken hun gebruikelijke autistische staar bij de postvakjes om hun zorgen met me te delen. Zo brengen de junkies ons als buurtbewoners dichter bij elkaar. Als ze geld hadden voor een PR-strategie zouden ze die slogan op een poster kunnen zetten om hun imago te verbeteren, maar ze hebben waarschijnlijk andere prioriteiten.
Moeten deze werelden wel versmelten? Een vriend van een vriend van mij had ooit in Lissabon foto’s gemaakt van spuitende junkies in een steegje. Deze werden zo boos dat ze hem vastgrepen en hun vuile naalden in hem staken. De jongen moest drie maanden lang talloze medicijnen slikken om de waarschijnlijke ontluiking van het HIV-virus tegen te gaan. Fotografeer geen junkies. En als het dan toch per ongeluk gebeurt, tag ze dan niet op Facebook.
Misschien moet ik vrienden met een junkie worden. Zijn aanvankelijke vijandigheid voor een normale burger zal smelten en hij zal me zijn wereld laten zien, die veel onverwachts mooie kanten zal blijken te kennen, maar ik zal hem er toch bovenop helpen zodat hij eindigt met een leuk gezinnetje en een prima baan. Of nog beter, ik zal een romance beginnen met een vale, maar nog mooie junkin, een liefde die de wereld zal inspireren om nooit meer op drugsgebruikers neer te kijken. Wat zullen ze opkijken op het familiefeest, vooral mijn oom die nooit naar de grote stad gaat omdat hij zeker weet dat zijn auto dan gestolen wordt. “Ze heeft even een shot nodig,” zal ik liefdevol tegen mijn oma opmerken als mijn graatmagere lief naar de WC vertrekt. Mijn oma zal waarschijnlijk nog welwillend glimlachen ook, de schat.
Ik heb wel een vermoeden wie de dealer is. Een paar weken eerder nam ik een pakketje in ontvangst dat bestemd was voor twee verdiepingen lager – ik moet een van de weinigen geweest zijn die op dinsdag om half drie thuis was. ’s Avonds klopte ik aan. "Wie is daar?" sprak een mannenstem. "De buurman," zei ik na enig aarzelen. De deur ging open en daar stond hij, naakt op een grote pyjamabroek met regenboogstrepen na. Zijn korte blonde haar stak alle kanten op en zijn rossige baardje was twee tot drie dagen op weg, maar zijn blik was scherp en vriendelijk. Achter hem zag ik zijn huis, hetzelfde als het mijne, maar donkerder en viezer, met rare kamerschermen kriskras door de ruimte verspreid en okere Indonesische doeken aan de muur. “Dit is voor jou,” zei ik uiteindelijk maar, onhandig met het pakketje zwaaiend. Hij keek verheugd, alsof hij al maanden op deze post wachtte. Was het een geldteller? Een weegschaal? De afgehakte hand van een concurrent? Had ik dat toen maar gevraagd, maar hij sloeg de deur al dicht.
Hij woont op nummer 61. Ik zou weer kunnen aankloppen om te vragen of zijn klanten hun troep kunnen meenemen, omdat ik niets tegen hun aanwezigheid en gewoontes heb, als ik er maar niets van merk. Ik wil simpelweg dat de werelden weer gescheiden worden. Ik zou niet van hem verwachten dat hij het zelf zou opruimen, omdat hij daarmee uiteraard zijn schuld zou toegeven, als de persoon die subtiel begint te wapperen nadat hij een scheet heeft gelaten. Dit is ook de reden dat de andere bewoners de drugsresten met rust laten, alsof ze willen zeggen: “Het zijn niet mijn junkies.” Maar de schoonmakers komen maar een keer per maand en misschien hebben ze een junkieverleden waar ze niet mee geconfronteerd willen worden en zal de aanblik van het zwartgebrande restje heroïne hun met moeite uitgebannen verslaving terugbrengen, waarna ze hun schoonmaakspullen verkopen aan ranzige corpsballen die net hun leven willen beteren, om even later in een steegje die heerlijk troostende walmen tot zich te nemen.
Dat zal de dealer begrijpen en hij zal voortaan zijn deals niet alleen eindigen met “en je kent mij niet”, maar ook met “hou het trappenhuis schoon, eikels. Denk aan de buren.” De buurvrouw met de grote bruine ogen zou niet weten dat ik verantwoordelijk ben voor de plotseling brandschone gemeenschappelijke ruimten, voor de terugkeer van de magische wezens naar hun eigen wereld, maar ze zou het voelen en ze zou me, zichzelf verbazend met haar eigen stoutmoedigheid, bij haar thuis uitnodigen voor een koffie en harde, licht wanhopige seks.