Vaste Hard//hoofdcolumnist Iduna Paalman trakteert de lezers deze zomer op een broeierig verhaal in drie delen, vol intriges en polderglamour: een ware campingsoap. Met illustraties van Tsjisse Talesma.
Deze week deel 1.
Bij een campingkraantje op de Veluwe sta ik onder een lauwe straal een pannetje aangekoekte havermoutpap af te wassen, als ik iemand hoor gillen. Het is een lage gil, maar hoger dan brullen en ijselijker dan schreeuwen. Ik kijk naar Ansgar, die een eindje verderop met zichzelf staat te jeu de boulen. Hij heeft een te kort T-shirt aan en de kalende plek op zijn achterhoofd kan ik nu echt niet langer negeren, het lijkt een meertje dat buiten zijn oevers treedt, elke dag vreet de plek meer land weg. Ansgar heeft de gil niet gehoord, want hij kijkt tevreden naar twee tegen elkaar ketsende ballen en zegt: ‘Ik denk dat de was zo klaar is liefje. Jocelyn wacht op me.’
Toen we hier negen dagen geleden aankwamen, liep Jocelyn direct op Ansgar af. ‘Jij ziet eruit als een stevige jongen’, zei ze, ‘jij wil mij vast even helpen.’ Ze had een strakke witte trui aan met studs en daaroverheen een spijkerjack, ook met studs erop genaaid. In haar oren hingen lange oorbellen met veren, ik wist niet dat die nog steeds hip waren, en haar lippen waren het soort roze dat ze in de make-upindustrie ‘koraal’ noemen. Ze was niet onaantrekkelijk, ik schatte haar in de veertig, een stukje ouder dan wij. Ze stelde zich voor als Jocelyn from Idaho, now laundry girl in Hoenderloo. Ze bestierde de wassalon naast het toiletgebouw en had hulp nodig – een van de machines was uitgevallen.
‘Tuurlijk help ik een schoonheid als jij’, zei Ansgar vol zelfvertrouwen, en liep met haar mee naar het hok.
‘Hoorde je die gil? Volgens mij kwam het uit het bos.’ Ik leg mijn schuursponsje in het pannetje, laat er nog wat lauw water op stromen en zet het pannetje naast het afvoerrooster in het gras. Harde resten moet je laten weken, dat weet ik toch.
‘Gil? Nee?’ Ansgar neemt met zijn telefoon overzichtsfoto’s van zijn boules, zodat hij, als er straks bij zijn terugkomst iets verschoven is, weet hoe ze lagen.
‘Er gilde iemand, ik zweer het je.’
Voor vrouwen zoals Jocelyn, die vreemden om hulp vragen, heb ik een aan angst grenzende bewondering. Ik doe het zelf nooit, om hulp vragen, aan niemand niet. Ik laat Ansgar gewoon jeu de boulen en ik doe elke ochtend gewoon zelf dat havermoutpannetje, om maar iets te noemen. Ik heb ook zelf de tent opgezet, want Ansgar repareerde niet alleen Jocelyns defecte wasmachine maar gelijk ook een kapot wasrek en een haperende droogtrommel. Hij is handig met die dingen. De volgende ochtend kwam Jocelyn naar onze tent, of ze koffie kon lenen, oh en of we zin hadden om die in haar hok op te komen drinken. ‘Tuurlijk drink ik een bakkie met een schoonheid als jij’, zei Ansgar met nog meer zelfvertrouwen.
Ansgar scrolt voldaan door de foto’s van zijn boules. ‘Ik ga wel even kijken’, zegt hij, ‘Jocelyn weet vast meer. Een gil kan speels bedoeld zijn, maar het kan ook nood betekenen.’ Ik heb inmiddels geaccepteerd dat hij regelmatig common sense verkondigt alsof het zijn eigen bevindingen zijn.
Zes minuten nadat hij bij de hoek van ons veld het bospaadje is ingeslagen – ik kan tot het laatste moment zijn kale plek zien – stuurt hij een bericht: Jocelyn is niet in haar hok. Neemt telefoon ook niet op. Campingbaas heeft haar vandaag nog niet gezien. Raar. Ik ga zoeken.
Iduna Paalman (1991) is Hard//hoofdcolumnist. Haar poëzie en korte verhalen verschenen o.a. in De Gids, Revisor, Het Liegend Konijn en NRC Handelsblad. Ook schrijft ze voor het toneel en werkt ze als docent. In 2016 won ze de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd. Bij uitgeverij Querido werkt ze aan haar poëziedebuut. // iduna@hardhoofd.com
Tsjisse Talsma gaat het liefst met zijn schetsboek de wereld rond.