Zijn filosofen kunstenaars of zijn kunstenaars filosofen? Of geen van beide? Hoort filosofie thuis in een boek of kunnen filosofen hun ideeën ook schreeuwen, op straat of in het theater? Kun je als filosoof eigenlijk een bijdrage leveren aan de maatschappij? En zo ja, bereik je de maatschappij dan met het geschreven woord of kun je beter iets bouwen? Of schilderen? Of zingen? In deze serie duikt Jente Hoogeveen, beeldmaker en derdejaars student filosofie, in het gebied tussen de kunsten en filosofie en onderzoekt zij alternatieve vertelvormen waarmee filosofen hun verhaal vertellen.
Deel I: Niet vies van modder
Interview met Nikki Brörmann
Op de Stadhouderskade in Amsterdam dralen twee toeristen in te dikke jassen zweterig langs de kade. Het is het einde van de middag, half oktober, maar de zon schijnt alsof het eind juni is. De twee trekken hun jassen uit en spreiden die op de stoep langs het water. Een donsbed in de zon. Ik sla ze gade vanaf de ingang van het COC, de belangenvereniging voor LHBTI's. Hier werkt Nikki Brörmann, filosoof, die ik zo ga interviewen voor deze serie over de relatie tussen de kunsten en de filosofie. Even later zal zij mij vertellen over de masterscriptie die zij schreef over klimaatvluchtelingen, en hoe dat onderzoek de aanleiding vormde om contact te zoeken met de designwereld. Maar in Amsterdam denken ze daar vandaag even niet aan, de klimaatcrisis.
‘Die zon is gewoon fucking lekker,’ zegt één van de toeristen.
Nikki buzzt mij binnen vanachter haar bureau. Ze heeft gemillimeterd blond haar en een grote lach op haar gezicht. Eerst biedt ze me thee aan, en begint dan meteen te vertellen over haar grote passie, filosofie. Als iemand met een groot gevoel voor rechtvaardigheid, specialiseerde ze zich in de toegepaste ethiek. Hoewel filosofie niet haar eerste studiekeuze was, wilde ze als snel niets anders meer.
‘Ik herinner mij de open dag nog heel goed. De docent die het proefcollege gaf, trok een streep op het bord. Aan de ene kant schreef hij 'vrije wil' en aan de andere kant 'determinisme'. Vervolgens ontstond er zo'n verhitte discussie over of de mens vrije wil heeft of niet, dat iedereen opstond en begon te schreeuwen. Eén iemand liep zelfs boos weg. Ik dacht: oh mijn god, dit is echt fantastisch! Uiteindelijk is filosofie mijn redding geweest. Het was zo'n wirwar in mijn hoofd, maar ik wist niet hoe ik mij moest uiten. Wat ik het meest van filosofie heb geleerd is het structureren van mijn denken. Een gedachte beginnen en die afmaken.’
Het ordenen van een wirwar aan informatie, structureren, conceptueel denken… Eigenlijk zijn dat dezelfde basisprincipes als bij ontwerpen, toch?
‘Na mijn studie filosofie gaf ik les aan het Sandberg Instituut, waar ik veel samenwerkte met ontwerpers. Daar heb ik het met makers vaak over de Why-vraag gehad en ik denk dat zeker de helft van alle ontwerpers antwoordde met: “Ik ontwerp om de wereld te ordenen.” Voor hen is het een intrinsieke behoefte om informatie, maar eigenlijk alles dat ze tegen komen, te ordenen. Ik denk inderdaad dat er een grote overlap is met filosofie ja. Het verschil is, althans dat hoop ik tenminste, dat filosofen een grote drang hebben naar een idee van waarheid en zich daar toe verhouden. Voor ontwerpers is dat totaal niet belangrijk, of in ieder geval een stuk minder.’
Ligt daar jouw taak als filosoof in de samenwerking met de ontwerper, een bijdrage leveren in de zoektocht naar de waarheid?
‘Die samenwerking is eigenlijk vanuit een andere behoefte ontstaan. Na mijn bachelor filosofie ben ik de master toegepaste ethiek gaan volgen. Ik koos specifiek voor toegepast, omdat ik wilde dat er iets zou gebeuren met de theorieën en al dat denken. Uiteindelijk bleek zelfs toegepaste ethiek te geabstraheerd, naar mijn mening. Het is totaal niet concreet. Mijn afstudeerscriptie schreef ik over klimaatvluchtelingen en de verantwoordelijkheid van welvarende landen naar die vluchtelingen toe - voor mij een poging tot een meer praktische invulling van de ethiek. Mijn begeleider gaf dan opmerkingen als: “Dat argument van Rawls is echt super interessant, daar moet je echt wat mee.” En ik dacht dan alleen maar: Nee, dat vind ik echt totaal niet boeiend. Een nieuw argument vinden tegen Rawls... I don't give a fuck! Als het maar overtuigend is voor de overheid wat ik hier opschrijf, zodat zij straks dankzij mijn onderzoek anders zullen handelen.
Ik dacht dan alleen maar: Nee, dat vind ik echt totaal niet boeiend. Een nieuw argument vinden tegen Rawls... I don't give a fuck!
Dat was heel frustrerend. Aan het einde van de studie was mijn conclusie: als filosoof leer je heel goed argumenteren, maar heel slecht communiceren. Toen ging ik mij afvragen: welk veld kan wel goed communiceren naar een groot publiek? Ik kwam uit bij de ontwerpers. Vanuit een behoefte aan een goede en effectieve communicatie van ideeën heb ik contact gezocht met het Sandberg Instituut. Daar ben ik filosofie gaan doceren en bij verschillende designprojecten betrokken geraakt.’
Je dacht niet: ik ga zelf aan de slag als ontwerper?
‘Na een informele master aan het Sandberg Instituut kwam ik erachter dat ik zelf helemaal niet kan denken als een ontwerper; mijn visuele denken is heel clichématig. Maar de combinatie van mij en een ontwerper werkt heel goed. Als je het dan hebt over de rol, dan is mijn kracht denk ik: betekenis geven aan de woorden en de ideeën en die uitdenken. Neem een van mijn projecten, The Jetlag Society. Alleen die titel al. Ik ben enorm getraind in onderzoek doen naar wat dingen betekenen. Wat betekent een jetlag? En welke zaken verhouden zich tot dat concept? Daar heb ik het dan over met een ontwerper, in dit geval Brigiet van den Berg. Zij kwam na dat gesprek terug met zes beelden van vallende dieren. Ik dacht: oké, interessant. Wat hebben die twee dingen met elkaar te maken? Op die manier word ik geïnspireerd door een beeld of een schets en daar borduur ik dan op voort. Een wederzijds proces dus. Ook in de schetsfase maak ik voortdurend een “terugvertaling”. De ontwerper heeft voor groen gekozen, waarom past groen hier goed bij? Dat soort dingen. Ik denk mee over de elementen die een concept nodig heeft en wat zij betekenen, maar voor een goede visuele vertaalslag is een designer nodig.’
Je hebt het over een ‘visuele vertaalslag’. Sommige filosofen, Derrida en Heidegger als twee klassieke voorbeelden, benadrukken in hun werk de grenzen van de taal. Zij vinden bijvoorbeeld dat de taal te essentialistisch is of niet op de juiste manier wordt ingezet. Deze filosofen kunnen hun kritiek alleen maar uiten door middel van de taal, hetgeen zij juist kritiek op hebben. Denk je dat beeld voorbij die grenzen van de taal kan gaan?
‘Voor mij is design nog steeds toegepaste kunst. In die zin leunt het heel sterk op een gezamenlijke betekenis van dingen. Design doet iets met je omdat we bij rood bepaalde associaties hebben vanuit eerder gebruik. Alleen met echt artistiek design zou je wellicht grenzen over kunnen gaan zoals de musicus dat kan, maar dan spreek je van kunst in plaats van design; helemaal nergens meer aan refereren en toch iets teweeg brengen. Het gaat dan over expressie en ervaring.’
Zo'n ervaring gaat dan zowel filosofie als design voorbij.
‘Ja, precies. Ik zou eerlijk gezegd niet weten wat meer geketend is, beeldentaal of woordentaal? Wat denk jij?’
Ik denk dat de alledaagse beeldtaal misschien meer geketend is dan de alledaagse woordentaal, omdat we met woorden veel kunnen nuanceren. Maar ik heb wel het idee dat beeld op een andere manier kan ontwrichten dan taal dat kan doen. Dat beeld op een andere manier tot denken aan kan zetten.
‘Dat ben ik wel met je eens. Beeld heeft ook veel minder nodig om overtuigend te zijn dan het aantal woorden dat we nodig hebben om te overtuigen. Mijn favoriete filosoof is Theodor Adorno. Wat ik zo mooi vind aan zijn stijl is dat hij ironie en overdrijving gebruikt om hieraan te ontkomen. Wat hij zegt, zegt hij niet in de woorden die hij gebruikt. Het zit hem in de vorm. Dat vind ik spannend. Briljant. Ik denk dat de dingen die mij inspireren op designgebied ook dat soort elementen kennen; elementen die refereren aan wat bekend is, maar er vervolgens omheen gaan. Beeld en taal kunnen dat beide doen.
Als je het hebt over aanzetten tot denken, wat ook vaak een doel is van mijn projecten, dan is beeld in deze maatschappij wel veel sneller en toegankelijker, maar daardoor ook oppervlakkiger. Op het moment dat beeld niet oppervlakkig wordt ingezet, creëert het net zo'n afstand als woorden dat kunnen doen. Wat we op het Sandberg Instituut maken is pionierend werk over wat design is en kan doen, maar mijn moeder zou daar bijvoorbeeld helemaal niets mee kunnen.’
Uiteindelijk lopen taal en beeld dus tegen dezelfde grenzen aan?
‘Absoluut.’
Misschien is het punt niet zozeer taal versus beeld, maar de vorm van de filosofie, en haar (on)mogelijkheid om iets te communiceren aan een breder publiek, wat je zelf al eerder aankaartte. Een van mijn docenten vertelde tijdens een college dat de universiteit aan hem had gevraagd of hij ideeën had over het organiseren van een evenement voor het bredere publiek vanwege de week van de filosofie. Hij zei daarop: 'Daar heb ik wel ideeën over. Dat lijkt mij een slecht idee.'
‘Hahaha.’
Binnen de universiteit heerst onder sommige filosofen het idee dat academische filosofie en zogenaamde praktische filosofie of volksfilosofie strikt gescheiden moeten blijven. Dat die tweede vorm van denken eigenlijk geen filosofie mag heten. De visuele projecten waar jij aan mee werkt zullen deze academici eerder zien als de tweede vorm. Hoe kijk jij tegen deze scheiding aan?
‘Ik vind het een beetje een elitair argumentje om te zeggen dat visuele filosofie niet academisch is. Nee, dat is het niet maar dat zou het wel kunnen zijn. Vaak zit er ook heel veel academische filosofie achter. Aan de manier waarop het gecommuniceerd wordt, kun je vaak niet aflezen hoe academisch onderlegd het is. Dat je het niet kunt zien, betekent niet dat het er niet is. Het hele punt voor mij is juist communicatie: een breder publiek bereiken. Dat lukt je niet wanneer er maar tien filosofen snappen waar de fuck je het over hebt!
Het hele punt voor mij is juist communicatie: een breder publiek bereiken.
Overigens ben ik zelf erg gedrild op de academische filosofie tijdens mijn studie en ik zie er ook enorm de waarde van in. Die precieze argumentatie en onderbouwing is iets dat filosofie prachtig maakt, maar de filosoof ook enorm beperkt. De autist in mij vindt het soms fantastisch om zo secuur te werk gaan, maar ik ben ook een praktisch mens. Soms is het academische gedeelte niet zo relevant voor de praktijk. Dan werk ik weleens op twee sporen: een samenwerking met de ontwerper om de ideeën te communiceren, en daarnaast een meer academische uitwerking van het onderwerp door mijzelf alleen.’
Over de pracht van filosofie en de ethiek kan Nikki blijven praten. Ze wil nogmaals benadrukken dat de academische filosofie echt nodig is.
‘Kijk maar hoe goed Nederland is in de medische ethiek wat betreft euthanasie of donorschap. Wie heeft welke rechten? Hoe handel je integer? Wat is het juiste? Voor deze dilemma's heb je filosofen nodig die op een gedetailleerd niveau de problematiek uit kunnen denken. Dat kun je niet aan politici als Halbe Zijlstra of Donald Trump overlaten.’
Toch beseffen veel mensen niet dat filosofen zo'n grote rol spelen in deze maatschappelijke onderwerpen. Zou de filosoof niet zichtbaarder moeten zijn?
‘Dat denk ik wel. Neem de discussie in 2008 over het korten op de kunsten door het kabinet. Overal werden toen kunstenaars uitgenodigd die moesten verdedigen waarom kunst belangrijk is. De grote fout die toen is gemaakt, is dat de kunstenaars zich mee lieten slepen in het debat over nut. Door de rechtse politiek worden we steeds meer die kant op geduwd, dingen uitdrukken in nut. Terwijl kunst daar niet over gaat. Kunst heeft waarde. Om dat verschil uit te leggen en te tonen dat kunst een intrinsieke waarde heeft in de maatschappij, heb je een filosoof nodig. Een straatfilosoof, om het zo maar even te zeggen, zou dat kunnen doen. Zoals Bas Haring bijvoorbeeld, of Simone van Saarloos, of jij of ik. If anything, kan een puur academische filosoof dat misschien wel minder goed, want die begint dan weer te lullen over wat de definitie van waarde is en of je dat wel op die manier kunt zeggen. Soms moet het gewoon gezegd worden!
Hoe verhouden de academische filosofie en de zogenoemde straatfilosofie zich volgens jou tot elkaar?
Ik denk dat je het zo moet zien: we hebben een paar maarschalken en generaals, de Nietzsches en de Kants zeg maar, die heel goed de strategie uit kunnen denken. En dan heb je mensen die het niet erg vinden om in de loopgraven te gaan liggen. Ik ben er niet vies van om met mijn poten in de modder te staan.’
Nikki's collega's scharrelen inmiddels rond in het kantoor. Tassen worden gepakt, jassen over schouders gehangen. Het is nog even zonnig. Ze wenken Nikki dat het tijd is om te gaan. Over een uur houden ze een demonstratie bij het homomonument hier in de stad. Dicht op de actie, zoals deze filosoof dat graag doet.
Voor Nikki's projecten zie: www.moraliaetc.nl