Kasper is zijn leven lang al gefascineerd door de alleskunner Peter Jan Rens. Natuurlijk vanwege zijn vele successen uit de televisiegeschiedenis, maar meer nog om de filosofische houding die zijn huidige – soms controversiële – leven kenmerkt. Op 23 november 2014 mocht Kasper hem interviewen op het hard//hoofd-festival Het Proces, in de Tolhuistuin te Amsterdam. Voor een gebiologeerde zaal zaten ze op het podium, met een zak Haribo-snoepjes tussen hen in. Het werd een indringend gesprek, over werkelijkheid, ademhaling en schilletjes.
KvR: Herkent u deze snoepjes?
PJR: Van de reclame dat ik erin aan het springen was? Honderdtachtigduizend gulden snoep betrof dat. Vervolgens hebben we kinderen van de straat gehaald om er ook in te springen. Met al het zweet en de haren van die kinderen is dat vervolgens op de markt verkocht.
KvR: Goed om dat nu nog even te weten.
PJR: Ik hou van dat soort details. Ik was verbaasd dat het gewoon in puntzakken ging, met mijn huidschilfers erin.
KvR: Hopelijk heeft niemand er wat aan overgehouden. We hebben het vandaag over ‘het proces’, een breed onderwerp waar een hoop aan op te hangen is. We gaan het hebben over het proces dat het leven zelf is, het creatieve proces en het vaderschap. Gefeliciteerd nog.
PJR: We moeten nog wachten om te zien of het kan beklijven. Maar ja, het was uitgelekt op Facebook. Dat doe ik overigens zelf.
[Kort voor het festival kondigde Peter Jan Rens aan dat zijn vriendin zwanger was van hun tweede kind - de zwangerschap eindigde in een miskraam. - red.]
KvR: Dat heb je nu eenmaal met die sociale media.
PJR: Had je vroeger niet. Tegenwoordig werkt het zo: je zet iets op Facebook en vervolgens pakt het AD het op. Je bent dus eigenlijk je eigen nieuwsbureau. Dat is nog nooit gebeurd in de geschiedenis.
KvR: U bent toch ook bezig aan een programma waarin u uzelf laat volgen met camera’s?
PJR: En dan vraag je je af: ‘waarom wil je dat?’ Dat komt omdat ik verschrikkelijk ijdel ben. Ik ben een acteur; zo gauw ik op een podium zit komt er adrenaline vrij en begin ik te performen. Die afwijking begint ook als ik een camera zie. En dan zeggen ze: ‘is dat slecht?’. Ja, dat is slecht. Het is ijdeltuiterij. ‘Kijk je jezelf ook terug?’ Ik kijk mezelf nooit terug. En als ik mezelf dan toevallig terugzie ben ik vergeten wat het was en dan denk ik: ‘Goh, Peter Jan Rens. Wat grappig.’
KvR: Over die afstand tot uzelf wil ik het zo gaan hebben. Maar eerst over uw boek, Ollie. Hoe werkt het schrijfproces bij u?
PJR: In mijn hoofd loopt een constante herhaling van zinnen, tot ik de tekst zoals een liedje ken en dan schrijf ik het op. Zo werk ik aan een boek. Ik heb nu vijftien boeken geschreven. Voornamelijk jeugdboeken, maar ook een paar over de Renaissance. Het liefst schrijf ik over Julius II en Leo X: een paus met het zwaard en een paus die fistels had en aan kleine jongetjes zat. Een belachelijke combinatie. Samen met Machiavelli vormen ze een constante fascinatie voor mij. Bij dat drietal haal ik al mijn verhalen vandaan.
KvR: Het zijn historische boeken die u over deze figuren schrijft? Non-fictie?
PJR: Dat geldt ook voor een boek als Ollie. Een vriend van mij is spastisch, het enige wat hij kan is een bepaalde klank uitstoten. Ik heb geschreven hoe die jongen het onmogelijke waarmaakt door een liefdesrelatie aan te gaan met een vrouw. Het verhaal laat zien hoe iemand met een lichamelijke beperking toch bloedaantrekkelijk kan zijn. Maar die jongen ken ik in het echt. Vroeger als fysiotherapeut moest ik hem losmaken. Hij zat in Heliomare, een revalidatieoord bij Wijk aan Zee. Toen hij eenentwintig was heb ik hem de hele wereld over gesleept. We zijn naar Amerika gegaan en hebben de slechtste dingen gedaan die je maar kan bedenken. Zo heeft hij alles meegemaakt. Maar inmiddels is hij ook een soort alter ego van mij geworden.
KvR: De Ollie in het boek bevat dus autobiografische elementen?
PJR: Je ontsnapt niet aan wat je bent. Er is geen millimeter om te spelen, wie dat wel doet wordt meedogenloos afgestraft. Daar bovenop komen de roddels, dat zijn doorgaans dingen die al gepasseerd zijn. Als je jezelf goed houdt en geen fantasie pleegt kunnen ze je nooit pakken en zullen die roddels altijd weggaan. Zo win je.
KvR: Toch heeft u de realiteit wel eens omschreven als ‘goor, gemeen en hard’, u zou haar naar uw hand zetten om eraan te kunnen ontsnappen.
PJR: Dat is het creatieve proces. Als je een roman schrijft zet je de werkelijkheid naar je hand en als ik hier zit doe ik dat ook. Maar dat is de enige werkelijkheid die bestaat, daar kan je niks aan doen. Of ik moet op een bepaald moment iets vertellen wat niet waar is en dat zullen jullie dan meteen ontmaskeren. Er is maar één werkelijkheid en dat is de waarheid die altijd uitkomt.
KvR: Maar dat is dus tevens de gore en gemene werkelijkheid?
PJR: Het is de werkelijkheid van het geven. Als ik hier zit probeer ik mijn informatie zo af te stemmen dat jullie er beter van worden. Wij zitten hier nu niet voor onszelf of elkaar, maar voor het publiek. Dat is een van de belangrijkste theaterregels. Hoe kan ik iets zeggen zodat er écht wat gebeurt?
KvR: Is de werkelijkheid naar je hand zetten dan iets wat bij uw werk hoort, of iets wat in u zit?
PJR: Het is onontkoombaar om verder te kunnen leven. Het enige wat er toe doet is dat je er toe gedaan hebt.
KvR: U schijnt uzelf goed van een afstand te kunnen bezien.
PJR: Iemand zei ooit: ‘jij bent verlicht’. Dat betekent dat je naar jezelf kan kijken. Terwijl wij hier zo zitten zie ik mezelf ook. Jij zit wat achterover. Ik heb altijd de drang om te performen. Het liefst zing ik een lied, of iets dergelijks.
KvR: U bent dan dus op twee plekken?
PJR: Het is wat regisseurs vaak doen. Zoals de Haribo-spot, die heb ik geregisseerd en geproduceerd en ik heb de muziek gecomponeerd. Als je er dan ook nog eens in speelt kom je jezelf tegen. Zo simpel is dat.
KvR: Die dubbele positie komt ook terug in uw roman. Ollie is een toeschouwer tegen wil en dank die ernaar verlangt deelnemer te worden, maar haalt troost uit Pythagoras’ idee van ‘het schouwen’ als allerhoogste goed. Ziet u uzelf vooral als toeschouwer of als deelnemer?
PJR: Iedereen moet de kunde ontwikkelen om allebei te zijn. De klank van Ollie is ‘arche’: basis, of oerkracht. Er wordt bij hem regelmatig een boek op schoot gelegd en omdat het soms uren kan duren voordat iemand een bladzijde om komt slaan, zoekt hij de moeilijkste teksten uit. Toeval of niet, zo ontdekt hij dat het enige geluid dat hij kan produceren centraal staat in het denken van Pythagoras.
KvR: Hij gaat op zoek naar betekenis, verlossing misschien zelfs, in een universum dat geregeerd wordt door onrechtvaardigheid.
PJR: Een van de belangrijkste dingen is dat je blijft ademen. Na een eerste ademhaling komt een tweede en dan weer een derde. Het praten doet er niet toe, wat ik nu zeg is iedereen zo weer vergeten. Maar wat je ziet is dat ik van de ene ademhaling naar de andere ga. Mensen blijven staan, jij zit te luisteren. En ik weet dat ik na deze voorstelling weer verder kan ademhalen, omdat ik het fantastisch vind. Maar op die ademhaling moet je soms wat kerstballen gooien, wat toeters en bellen en andere mooie dingen. Daar kan je dan zo’n Pythagoras voor gebruiken. Mark Rutte zou ook kunnen, maar dan wordt het weer een ander soort ademhaling.
KvR: Zonder die ademhaling ben je toch ook gewoon dood?
PJR: Ook dat. Je had ooit het programma Pauw en Witteman, interviewers waren dat, die vragen stelden als: ‘wat vindt u van de economische situatie in 2013?’ Vervolgens gingen ze achterover zitten, leken gewoon te stoppen met leven. Degene die het antwoord moest geven begon dan vaak met: ‘uh, uh, uh’, als een reanimatie om de ademhaling weer op gang te brengen. En dan vragen ze zich af waarom kijkers weglopen. Die kijkers denken: ‘wij moeten weg, want die zijn dood’.
KvR: Ik heb begrepen dat u een liefhebber van Nietzsche bent?
PJR: Voor het Creatheater heb ik begin jaren zeventig de voorstelling Nietzsche, hoe zit het nou met Zarathustra? geschreven. Op het toneel was ik Friedrich in een leren pak en ik had allemaal vrouwen om mij heen die achter elkaar plastic poppen baarden; softenonkindjes. Geen enkele avond wist ik wat ik deed. Ik had Nietzsche uit mijn hoofd geleerd en begon gewoon te praten. Onderwijl gaf ik seintjes [knipt met zijn vingers] wanneer die kindjes gebaard moesten worden.
KvR: Is dat opgenomen?
PJR: Nee, maar er was wel een hele mooie recensie in NRC. ‘Revolutionair theater’ werd het genoemd. En toen dacht ik: ‘ja, vind ik ook.’
KvR: Ondanks dat uw grote successen alweer een tijdje achter ons liggen, blijft u altijd maar bezig met nieuwe projecten: een theatervoorstelling, een televisiezender, een Kaktuscomeback, apps, politieke partijen, economische systemen. Staat het ideeënproces bij u nooit stil?
PJR: Ik denk dat ik meteen sterf als dat niet meer kan. Er zijn zoveel dingen waar ik mee bezig ben. Soms gaat er opeens iets door, dan staat de rest even in de wacht.
Zo maak ik nu bijvoorbeeld een biertje. Dat is een primeur die jij hier hebt. De opbrengst gaat naar wat ik denk dat goede doelen zijn. Zo hebben we bijvoorbeeld Alzheimer Light, ‘een biertje om nooit te vergeten’. En we hebben ook een biertje met een beperking.
KvR: En u drinkt zelf niet, toch?
PJR: Heel af en toe een glaasje wijn bij het eten, maar het probleem is dat ik lollig word wanneer ik gedronken heb en dat ik dan de enige ben die dat vindt.
KvR: Dat is wel herkenbaar.
PJR: Gewoon niet leuk.
KvR: Gaat uw economische systeem de economie veranderen?
PJR: Ik heb een systeem ontwikkeld binnen een televisiezender, zodat tv-maken meteen geld verdienen is. Het op de markt zetten van iets dat nooit vertoond is vind ik een van de leukste dingen die er zijn. Je krijgt ontzettend veel tegenwerkingen, van: ‘dat kan niet, dat mag niet.’ Tot het een succes is en dan zeggen ze: ‘ja, dat had ik ook al bedacht’.
KvR: Ik wil graag afronden met een paar dilemma’s.
PJR: Kom maar op.
KvR: Bekendheid of waardering?
PJR: Bekendheid. Waardering wisselt per groep. Bekendheid is de sleutel tot succes. Maar je moet wel iets hebben: een goed liedje, of een goed schandaal. Of je moet van een gebouw vallen en nog leven. Er moet een prestatie aan de bekendheid ten grondslag liggen.
KvR: Waarheid of geluk?
PJR: Geluk. Waarheid wisselt zo enorm. Neem nou de oude Grieken. Leerlingen - jongens waren dat - betaalden hun leraren in de vorm van seksuele activiteiten. En die leraren hadden gewoon vrouwen. Als je tegenwoordig aan een leerling zoiets zou vragen word je gewoon ontslagen. Dat was toen de waarheid en dit is nu de waarheid.
KvR: Maar geluk is van alle tijden?
PJR: Ja.
KvR: Controle of overgave?
PJR: Overgave. Controle is fictie. Controle is een ziekte. Controle kan niet. Controle is voor zenuwpezen. Controle is voor dwangmatige mensen. Als een paard op hol is geslagen - want zo moet je het leven zien - valt dat niet te controleren. Je moet gewoon een goede cowboy zijn.
KvR: Heeft u tenslotte nog een advies voor deze nieuwe generatie van creatieve geesten, zowel wat betreft werk als het leven in het algemeen?
PJR: Laat het op geluk aankomen. Als je iets wil, definieer dat dan zo ruim mogelijk. Kijk vervolgens wat er op je afkomt. En als je dat wil bevorderen, ga dan drukken waar het schilletje dun is. Vooral nooit focussen! Och, focussen is echt het slechtste dat er is.
En soms ben je in een verkeerde tijd geboren. Dan wacht je gewoon tot je dood gaat en dan word je opnieuw geboren. Nou, des te beter.
KvR: Hartelijk dank voor deze troostrijke woorden.