Films en boeken spelen al decennialang met het thema van wetenschappers die de volledige beheersing over de menselijke biologie hebben. Er wordt zo met genen geknutseld dat de meest simpele ziel in een gespierde wiskundige verandert, of dat er volledig gekloneerde volken ontstaan. Van echte science-'fiction' is ondertussen steeds minder sprake en fantasie wordt meer en meer werkelijkheid. Genetica wordt langzaam maar zeker gemeengoed, je genetische profiel (‘genoom’) laten opmaken is zelfs al betaalbaar. Ook bestaan er tal van bedrijven die jouw genetisch risico op borstkanker, depressie of Alzheimer kunnen berekenen. Is dit een stap voorwaarts of het begin van het einde? Lone Frank (1966), een Deense neurobiologe en geprezen wetenschapsjournaliste, gaat in haar nieuwste boek 'Mijn supergenen' op onderzoek uit. Onze neurobioloog Brankele ging met haar in gesprek over de mogelijkheden en gevaren van de huis-tuin-en-keukengenetica.
Ik ontmoet Frank in het Lloyd Hotel in Amsterdam. Zichtbaar vermoeid door lezingen en interviews leidt ze me enigszins geïrriteerd naar de bibliotheek van het hotel, terwijl ze me waarschuwt dat ze me maar de helft van de geplande tijd kan geven. “Ik beantwoord al dagenlang steeds dezelfde vragen, en ik moet nog douchen en me voorbereiden voor een debat van vanavond.” Frank is een pittige tante, een slanke vrouw met een zelfverzekerde oogopslag. Ze voldoet geenszins aan het suffe stereotype van de bioloog op sandalen met witte sokken en weet precies waar ze het niet over wil hebben. Gelukkig wint haar bevlogenheid het snel van haar vermoeidheid en maakt haar afgemeten houding na wat afstandelijke antwoorden plaats voor een enthousiast betoog over de menselijke biologie.
'Kwetsbare' genen
Voor haar boek interviewde Frank de wetenschappelijke en commerciële geneticatop. Maar opvallender nog: ze gebruikte zichzelf als proefpersoon, op zoek naar de genetische oorzaken van haar psychische problemen. “Het heeft me erg geholpen”, blikt ze terug. “Ik zie mezelf meer als een organisme. Ik weet wat voor neigingen mijn hersens hebben in bepaalde situaties en kan me daar nu beter van distantiëren.” Frank kampt met klinische depressies en overgevoeligheid voor stress. Er zijn genvariaties bekend van enzymen die een rol spelen bij het omzetten van serotonine in de hersens. Afhankelijk van welke varianten je hebt, ben je gevoeliger voor agressie, stress of neuroticisme. Frank blijkt inderdaad te zijn gezegend met enkele van die risicoverhogende genetische varianten. “Als ik nu depressief word kan ik denken ‘de wereld is niet per se zo zwart, het zijn mijn hersens die daar heftig op reageren’. Bovendien kan ik zelf invloed uitoefenen op de omgeving waarin ik me bevind, situaties vermijden waarvan ik weet dat ze me in een moeilijk parket brengen en mezelf trainen beter om te gaan met die gevoelens.”
Het hebben van ‘kwetsbare’ genen is niet genoeg, je omgeving moet de vorming van eigenschappen ook uitlokken. Het draait allemaal om het samenspel tussen genen en milieu, nature and nurture. Zo zullen mensen met een gevoelige genvariant na een traumatische ervaring sneller in een depressie vervallen dan anderen. Frank: “Ik ben mijn jeugd, die een verzameling van rampen is, op een heel andere manier gaan bekijken. De goede band die ik met mijn ouders had, heeft er waarschijnlijk voor gezorgd dat ik me er, ondanks mijn genetische aanleg en de heftige gebeurtenissen, toch redelijk doorheen heb kunnen slaan. Ouderliefde kan er namelijk voor zorgen dat genetisch gezien kwetsbaardere kinderen toch heel goed beslagen ten ijs komen.”
Genetisch kaste-systeem?
Er worden wereldwijd enorm veel studies gedaan naar de koppeling tussen genen en bepaalde ziektes en eigenschappen. Zo weten we nu dat specifieke variaties een risico geven op bijvoorbeeld Alzheimer of kanker, en mutaties in gen nummer zoveel kunnen ervoor zorgen dat je een agressief ontvlambaar kereltje wordt. Als we op den duur van elk van de ruim twintigduizend genen die ons DNA rijk is weten wat voor functie die precies vervult, zouden we dan aan iemands genoom kunnen aflezen wat voor kleur ogen hij heeft, of het meer een honden- of kattenpersoon is, en aan welke ziekte hij uiteindelijk zal bezwijken? Dit scenario, waarin onze biologie als handboek voor toekomstvoorspellingen wordt gebruikt, is voor veel mensen een schrikbeeld. In de verkeerde handen zou dergelijke informatie een ontzagwekkend en angstaanjagend instrument kunnen zijn.
Frank stelt ons gerust: “Genetica gaat over mogelijkheden, over neigingen. Het idee dat we naar een genoom kunnen kijken en daaruit kunnen afleiden hoe een persoon is en hoe die zich zal ontwikkelen, is onzin. Het DNA is geen handboek voor de toekomst waar het lot in gegraveerd staat, het heeft geen voorspellende waarde; het is slechts een beginpunt. Omgevingsinvloeden, ervaringen en toevalligheden bepalen vervolgens hoe een persoon zich uiteindelijk ontwikkelt.”
Wie ‘ik’ ben en hoe ‘ik’ me zal ontwikkelen kan dus nooit op voorhand voorspeld worden; dat scheelt weer wat zorgen over mogelijke situaties waarin pasgeboren baby’s gescreend worden en er een soort genetisch kaste-systeem ontstaat. “Je kunt waarschijnlijk wel iets zeggen over iemands aanleg, maar of iemand daadwerkelijk een topsporter of wonderkind op de piano wordt, hangt van veel meer dingen af. Neem alleen al de wil van het kind. Het zal erg moeilijk worden mensen te sturen in door genetica ingegeven richtingen. De genetische instrumenten om de mogelijkheden van een kind te beïnvloeden zullen we nooit bezitten.”
Designer baby's
Zullen mensen zich niet gaan verschuilen achter hun genetische opmaak?
“Met individuele vrijheid komt ook individuele verantwoordelijkheid. Als je weet dat je makkelijker agressief wordt dan anderen, betekent dat niet dat je zomaar iemand mag slaan. Je bent nog steeds schuldig aan je eigen daden. Sterker nog, die wetenschap brengt juist een grotere verantwoordelijkheid met zich mee, omdat je iemand kan wijzen op het feit dat hij, met een temperament zus of een bepaalde hersenfysiologie zo, zich niet in die positie had moeten brengen.”
Goed, dus eenmaal volgroeid kan DNA worden gezien als informatie die we kunnen gebruiken om ons leven beter te leiden, bepaalde risico’s te vermijden en de medische zorg te perfectioneren. Maar hoe zit het met genetische manipulatie, het bewust bij elkaar stoppen van gunstige genvarianten? Moeten we ons voorbereiden op eugenetica-praktijken en designer baby's? “Nee”, antwoordt Frank met een geruststellende glimlach op het doemscenario dat ze duidelijk vaker krijgt voorgeschoteld. “Één enkel gen dat hèt gen is voor intelligentie, humor of bepaald gedrag zullen we waarschijnlijk nooit ontdekken. Hooguit zullen aanstaande ouders kunnen kiezen tussen verschillende bevruchte eitjes, die allemaal hun eigen pakket aan genetische variatie met zich meedragen. De één heeft een grotere kans op Alzheimer, de ander op depressie. Het perfecte genoom bestaat niet, want we zijn allemaal een verzameling van mutaties.”
Toch zal de snel toenemende kennis over onze genetische informatie wel een grote invloed hebben op de maatschappij, stelt Frank. “Vergelijk het met het werken met de eerste soort computers, waar je eigenlijk nog niets mee kon. In enorm korte tijd zijn die uitgegroeid tot onmisbaar deel van de maatschappij. Ik voorspel dat hetzelfde zal gebeuren met de commerciële genetica in de komende twintig tot dertig jaar. Nu zijn onze onderzoeksinstrumenten nog beperkt, maar naar gelang de algemene belangstelling groeit, zal er meer geld en daarmee ook geavanceerder gereedschap beschikbaar komen.” Hoe ziet dat toekomstbeeld er dan uit? “Over een paar jaar neem je je eigen DNA profiel mee naar de dokter”, zegt Frank verrukt, “zodat hij precies weet welk type medicijn jij het beste omzet.”
De zwarte doos
Eén van de meest veelbelovende onderzoeksgebieden is de epigenetica. Deze spitst zich toe op de plek waar genen en gedrag, biologie en milieu, samenkomen. Epigenetica beschrijft het fenomeen dat invloeden van buitenaf de functie – maar niet de oorspronkelijke vorm – van genen kunnen veranderen. Zo kunnen nare gebeurtenissen als kindermishandeling ervoor zorgen dat bepaalde genen in het hersenweefsel ‘uit’ worden gezet, waardoor je stressreactie blijvend verhoogd wordt. Inmiddels weten we dat het DNA en onze hersenen niet onveranderlijk en star zijn, maar juist flexibel en beïnvloedbaar door de omgeving. “We zijn absoluut in staat de expressie van sommige genen in onze hersenen te veranderen. Sterker nog, dat doen we ons hele leven lang, maar of we dat ook bewust kunnen doen is niet bekend. Dat zou wel geweldig interessant zijn, zeker ook voor de behandeling van ziektes waar epigenetica bij betrokken is, zoals kanker. En voor ons psychische welzijn.”
“Epigenitica vormt de zwarte doos tussen genetica en milieu, die we tot nu toe nog niet hebben kunnen openen. Hoe meer we weten over de biologie, hoe beter we in staat zullen zijn de schroefjes wat aan te draaien en de boel hier en daar wat te veranderen.” Als voorbeeld haalt Frank een verschillende onderwijs-aanpak voor jongens en meisjes aan, waar ook in Nederland sinds kort over wordt gesproken. “We zien dat er veel meer jongens dan meisjes afhaken, terwijl jongens niet per se dommer zijn. Genetische informatie over hun persoonlijkheden, neigingen of aanleg zou kunnen helpen het onderwijs beter in te richten.”
Op het angstbeeld dat epigenitica zal zorgen voor grotere verschillen tussen mensen en bepaalde sociaal-economische kloven uit zal diepen, heeft Frank een interessant weerwoord: “Uiteindelijk draait het erom gelijke mogelijkheden voor iedereen te creëren. Hier kan de genetica een handje bij helpen. Hoe specifieker we verschillende groepen mensen, aan de hand van hun etniciteit of geslacht bijvoorbeeld, kunnen benaderen, hoe beter. Dat impliceert verder geen morele hiërarchie, want er bestaan geen ‘goede’ of ‘slechte’ genen. Mensen verschillen nu eenmaal van elkaar, genetische diversiteit bestáát eenvoudigweg.”
Naast talloze verschillen zijn er tussen ook een aantal opvallende overeenkomsten. Zo zijn we allebei Mevrouw Frank, neurobiologe en wetenschapsjournalist. Is het een idee deze gelijkenissen in onze genetica te zoeken?
“Dat zou best kunnen ja, aangezien we blijkbaar dezelfde interesses en opleidingskeuzes hebben gemaakt. Maar misschien zijn we ook wel op een zelfde manier opgegroeid. Het zou in elk geval wel interessant zijn onze genomen naast elkaar te leggen, op zoek naar eventuele overeenkomsten.
Zou dat de toekomst kunnen zijn, dat mensen vrienden worden op basis van overeenkomsten in hun genoom?
“We zullen zeker een hoop rare dingen gaan zien. Er zijn al datingsites die mensen koppelen aan de hand van hun genetica en waar je mensen kunt uitzoeken met een specifieke mutatie op gen zoveel. Ook komen er vast apps voor je smartphone, die je kunnen vertellen of er iemand met een interessante genetische variatie in de buurt is. Ik denk alleen niet dat daar gelukkigere relaties uit voort zullen komen. Waarom mensen bepaalde (seksuele) voorkeuren hebben en wel of niet op elkaar vallen, dat blijft een groot mysterie. Misschien een leuk idee voor een nieuw boek…”
--
Lone Frank’s ‘Mijn Supergenen’ (Maven Publishing) telt 334 pagina’s en is bij on- en offline boekhandels verkrijgbaar voor 22 euro. Lees op de site van Athenaeum een voorpublicatie.